Kleine vuurvlinder

Beschrijving van de kleine vuurvlinder

Leefgebied

De kleine vuurvlinder komt voor in het noorden en midden van Noord-Amerika, Europa, Azië en Noord-Afrika. In Nederland komt deze vlinder verspreid over het hele land voor; meestal niet in grote aantallen.

De kleine vuurvlinder komt voor op vrij open en meestal droge gebieden, zoals schrale plekken op de zandgronden in graslanden, heidevelden, kapvlakten, duinen, braakliggende gronden, tuinen en bermen; ook op schrale graslanden in moerassen en op vochtige heiden.

Uiterlijk

De kleine vuurvlinder is 24-30 mm groot. De mannetjes hebben een voorvleugellengte van circa 13 mm en de vrouwtjes 15 mm. De bovenkant van de vleugels is oranje met onregelmatige zwarte vlekken, zonder violette glans. De onderkant van de achtervleugel is grijsbruin met kleine vlekjes; de oranje achterrandvlekken zijn niet scherp zwart afgezet en soms zelfs zeer onduidelijk. Deze zeer eenvoudig getekende onderkant van de achtervleugel is het meest onderscheidend kenmerk vergeleken met de andere vuurvlinder-soorten.

Bij het vrouwtje zijn de zwarte vlekken op de onderkant van de voorvleugel groot en ongeordend. De onderkant van de achtervleugel is bij het vrouwtje grijsbruin met kleine zwarte vlekjes; alleen op de achtervleugel bevinden zich oranje achterrandvlekken, die diffuus en niet zwart afgezet zijn. Soms ontbreken deze oranje achterrandvlekken en ook komen vrouwtjes voor met kleine blauwe vlekken op de bovenkant van de achtervleugel. In Nederland worden ieder jaar enkele vlinders gezien waarbij het oranje is vervangen door lichtgeel of wit.

De rups van de kleine vuurvlinder vertoont enige gelijkenis met een naaktslak. Hij is groen met een rozerode rand en rugstreep van variabele omvang en met witte spikkeltjes. Hij is lichtbehaard. De kleine kop is bruin. De volgroeide rups meet 15 tot 18 millimeter.

Voedsel in de natuur

Waardplanten: Vooral schapenzuring; soms veldzuring. De rupsen voeden zich met zuring waaronder schapenzuring, krulzuring en alpenzuurkruid, varkensgras en Rumex alpestris. De rups eet een dun laagje van de onderkant van het blad, en laat de bovenkant van het blad intact. Hierdoor ontstaan min of meer doorzichtige venstertjes in het blad, die een duidelijke indicatie voor de aanwezigheid van de rups vormen.

Volwassen vlinders eten de nectar van o.a. de scherpe boterbloem, klaver, duizendblad, gewone margriet, Amerikaanse zijdeplant, luzerne, lampenpoetser, Canadese ganzerik en Virginia Mountainmint.

Bijzondere eigenschappen

De kleine vuurvlinder vliegt in drie generaties en is vooral te vinden bij schrale graslanden.

Predatie

De meeste vijanden van de kleine vuurvlinder zijn andere insecten.

Vliegtijd en gedrag

Eind april-half juni, eind juni-begin oktober en begin september-eind oktober in drie generaties. De derde generatie varieert van jaar tot jaar sterk in omvang.

Voortplanting

Het mannetje zoekt een vrouwtje om mee te paren. Er zijn twee zoekstrategieën: patrouilleren en op wacht zitten. Bij het patrouilleren vliegt een mannetje rond en zoekt actief naar een vrouwtje. Bij het op wacht zitten, blijft een mannetje aan de grond en vliegt het op als er een soortgenoot verschijnt. Recent onderzoek aan een ondersoort van de kleine vuurvlinder geeft aan dat bij hogere lichtintensiteit er meer wordt gepatrouilleerd. Vermoedelijk kunnen vlinders die patrouilleren makkelijker warmte kwijt aan de omgeving.

De eitjes worden bij volle zon afzonderlijk afgezet op de onderkant van het blad van de waardplant. Een wijfje dat eitjes gaat afzetten heeft een lage vlucht die vaak wordt onderbroken. Als er een wolk voor de zon schuift, wordt het afzetten van de eitjes onderbroken. In het voorjaar heeft het wijfje een voorkeur voor hoge planten in hoge begroeiing, in het najaar voor lage planten in een lage begroeiing.

De rups (half augustus-half mei en eind mei-begin juli) is meestal te vinden op de onderkant van een blad. Omdat een dun laagje van de onderkant van het blad wordt weggevreten zijn bezette bladeren vaak goed herkenbaar door doorvallend licht. De soort overwintert als halfvolgroeide rups in de strooisellaag. De verpopping vindt plaats onder of tussen de bladeren van de waardplant of in de strooisellaag.

Bedreiging

De kleine vuurvlinder is niet bedreigd.

Bronnen:

Lycaena phlaeas

NaamKleine vuurvlinder
KlasseInsecta (Insecten)
OrdeLepidoptera (Vlinders)
FamilieLycaenidae (Kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes)
GeslachtLycaena
SoortLycaena phlaeas
Spanwijdte man24-30 mm
Spanwijdte vrouw24-30 mm
RupsenHalf augustus-half mei en eind mei-begin juli
VliegperiodeEind april-half juni, eind juni-begin oktober en begin september-eind oktober in drie generaties.
VoedingLarven: zuring waaronder schapenzuring, krulzuring en alpenzuurkruid en varkensgras
Vlinders: nectar van o.a. de scherpe boterbloem, klaver, duizendblad, gewone margriet, Amerikaanse zijdeplant, luzerne, lampenpoetser, Canadese ganzerik en Virginia Mountainmint.
LeefgebiedCentraal- en Zuid-Europa van Noord-Spanje tot aan Litouwen met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, Scandinavië en de Middellandse Zee-eilanden
IUCNGeen special status
    

Ontdek meer van zoo-dieren.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven