Bijtschildpad

Beschrijving van de bijtschildpad

Leefgebied van de bijtschildpad

De bijtschildpad leeft in het oostelijke deel van Noord- en Midden-Amerika, van het zuiden van Canada tot aan Ecuador. Het grootste deel van het verspreidingsgebied bevindt zich in de Verenigde Staten. Het gebied beslaat een groot aantal staten van het noorden tegen de grens bij Canada tot aan de grens met Mexico. 

Hij leeft in gematigde tot subtropische streken.

Uiterlijk

De bijtschildpad is een grote, grof gebouwde schildpad, met stevige, korte poten en een lange, dikke staart. De kop is opvallend groot en grof gebouwd, en kan net als de poten niet in het schild worden geborgen. Het rugschild wordt maximaal 50 centimeter lang en het gewicht is dan bijna 30 kilo. Alleen mannetjes worden echter zo lang, de vrouwtjes blijven aanzienlijk kleiner.

De kop van de schildpad is groot en driehoekig van vorm, de bek kan ver worden opengesperd. De randen van de bek zijn verhoornd, de randen zijn lichter van kleur en hebben donkere strepen. De bek is erg scherp, in combinatie met de stevige kaakspieren kan de schildpad zeer krachtig bijten. De bijtkracht van een groter exemplaar kan 500 kilogram per cm² bedragen.

Aan de voorzijde van de bovenkaak is een snavelachtige, omlaag gekromde punt aanwezig. Aan de bovenzijde van deze punt zijn de neusgaten gepositioneerd. De ogen zijn aan de bovenzijde van de kop geplaatst en zijn relatief klein, de pupil is zwart, de iris is gevlekt en heeft een stervormig patroon van donkere strepen. De kleur van de kop is donkerder dan de huid van de poten en staart, en vooral in de nek zijn bij oudere dieren vele kleine uitsteekseltjes zichtbaar.

De schildplaten aan de bovenzijde van het rugschild bestaan uit verschillende soorten platen, de plaat aan de voorzijde van het schild wordt de nekplaat of nuchale plaat genoemd. De uit vijf platen bestaande schildenrij op het midden van de bovenzijde van het schild worden de vertebrale schilden of ribschilden genoemd en de rijen schilden aan weerszijden zijn vier costale schilden of costalen. Aan de achterzijde van het schild zijn boven de staart twee anale schilden of supracaudale schilden gelegen. Rondom de rand van het schild is een rij van 22 smalle, kleinere platen aanwezig die de marginale platen worden genoemd.

De schildkleur is groen tot bruin of donkerder tot bijna zwart. In het wild levende dieren krijgen naarmate ze ouder worden steeds meer aangroei van planten en algen op het schild, zodat hun natuurlijke kleur niet meer te zien is.

Het buikschild is bij de bijtschildpad opvallend klein en heeft een duidelijke kruisvorm. Dit laat een grote bewegingsvrijheid toe van de kop en de poten. Het buikschild is aan weerszijden verbonden met het rugschild door een smalle benen brug, het buikschild is in de lengte veel smaller dan bij de meeste schildpadden waardoor het lijkt alsof de schildpad te groot is voor zijn schild.

De poten zijn breed, kort en stomp en eindigen in verbrede klauwen die voorzien zijn van duidelijke zwemvliezen. De voorpoten dragen vijf grote nagels, de achterpoten vier. Bij heel grote exemplaren zijn de klauwen zo groot als een mensenhand. De klauwen spelen niet alleen een rol bij de voortbeweging, het mannetje gebruikt ze tijdens de paring om op een vrouwtje te klimmen. De staart van de bijtschildpad is opvallend groot en is voorzien van rijen opstaande schubben, die de staart een zaagachtige zijwaartse aanblik geven en doet denken aan de staart van een krokodil. De staart is een belangrijk geslachtskenmerk; de staart van mannetjes is langer en de anus is duidelijk verder naar achteren geplaatst in vergelijking met een vrouwtje, al is dit verschil alleen aan de onderzijde te zien. Zowel de poten als de staart hebben een geelbruine tot groene kleur.

Voortbeweging

Het is een slechte zwemmer op de lange afstand die in diep water verdrinkt. De schildpad is een bodembewoner die zich niet zwemmend maar lopend over de bodem voortbeweegt.

Wetenswaardigheden

  • De bijtschildpad dankt zijn Nederlandstalige naam aan het agressieve gedrag waarbij de schildpad fel van zich af bijt. 
  • De wetenschappelijke naam verwijst naar de slangachtige nek van de schildpad, al is deze in rust ingetrokken en niet te zien.
  • Het is met een schildlengte tot 50 centimeter en een totale lengte van ongeveer een meter een van de grootste zoetwaterschildpadden.
  • De embryo’s stoppen korte tijd na de bevruchting met groeien, pas als ze als eitje zijn afgezet in de bodem, start de embryonale ontwikkeling.

Voedsel in de natuur

De bijtschildpad is een omnivoor die alles eet wat in de bek past, zowel plantaardig materiaal als dierlijk materiaal en ook aas wordt gegeten. Het voedsel wordt altijd in het water gezocht, soms worden ook in het water gevallen dieren of op het wateroppervlak zwemmende dieren gegrepen.

De dieren die op het menu staan zijn voornamelijk ongewervelde dieren tot kleine of middelgrote gewervelden. De schildpad eet onder andere slakken, wormen, rivierkreeften, insecten, garnalen, kikkers, vissen, salamanders en kleine reptielen. Zowel kleine slangen als kleinere schildpadden worden gegeten, bij prooien als schildpadden wordt eerst de kop afgebeten.

De jachtmethode verandert naarmate de schildpad ouder wordt; jonge exemplaren hebben veel voedsel nodig omdat ze sneller groeien en foerageren actief op zoek naar voedsel terwijl oudere dieren op de bodem liggen en meer vanuit een hinderlaag jagen.

De invloed van de bijtschildpad op watervogels wordt vaak overdreven, uit onderzoek blijkt dat slechts incidenteel een vogel wordt gegeten.

Gedrag

De bijtschildpad is een typische waterbewoner die in ondiepe wateren leeft of langs de oevers van diepere wateren. Deze oevers mogen niet te steil zijn want de schildpad is ondanks de aquatische levenswijze een slechte zwemmer op de lange afstand die in diep water verdrinkt. Ook snelstromende wateren worden vermeden, alleen stilstaande tot matig stromende wateren zijn geschikt als leefomgeving. 

De schildpad heeft een grote voorkeur voor wateren met een weelderige onderwatervegetatie of een ruim aanbod aan onderwaterobjecten als takken om te schuilen. Ook een modderbodem of fijne zanderige bodem is een vereiste, de schildpad heeft enige tolerantie voor brakwater.

De bijtschildpad komt nooit aan land om te zonnen en leeft permanent onder water. Soms wordt de schildpad drijvend tegen het wateroppervlak of op een boven het water uitstekend object gezien om zich op te warmen aan de zon. Alleen om eieren af te zetten en soms om te paren komt de schildpad aan land, de eieren worden begraven in een hol dicht bij de oever. Soms legt de schildpad enige afstand over land af op zoek naar een geschikte nestplaats, alleen dan kunnen de dieren op wegen en in tuinen worden aangetroffen. Hier zijn de dieren kwetsbaar en gedragen zich agressief, in het water daarentegen is de schildpad minder schuw en kan tot op enige afstand benaderd worden.

Predatie

De bijtschildpad heeft alleen in het eerste stadium van zijn leven te vrezen van andere dieren, al is de slachting dan ook erg groot. Zo’n 90 procent van alle nesten wordt leeggeroofd door uiteenlopende roofdieren. De vrouwtjes bewaken hun nesten niet, en zetten ook geen nesten af in de buurt van krokodillennesten. Belangrijke nestrovers binnen het natuurlijke verspreidingsgebied van de bijtschildpad zijn rovende zoogdieren zoals nertsen, ratten, stinkdieren, vossen en wasberen. Het nest van de bijtschildpad overleeft vaak de eerste 24 uur niet. 

Het grootste deel van de eieren wordt dus niet eens geboren en van de jonge schildpadden die erin slagen zich uit te graven wordt het aantal in de eerste jaren nog eens flink gedecimeerd. De jonge schildpadden worden door allerlei dieren gegeten, zoals krokodilachtigen, grotere roofvissen en verschillende vogels, zoals watervogels en roofvogels.

Na een paar jaar echter vindt er een omslag plaats, waarbij de schildpad niet alleen groter en zwaarder wordt maar ook steeds beter in staat is om van zich af te bijten. Als de schildpad een schildlengte heeft bereikt van ongeveer 7,5 centimeter is de totale lengte ongeveer vijftien cm en is het dier te groot om nog te worden opgegeten. Een uitzondering zijn schildpadden die op de bodem van het water in winterslaap verkeren; dergelijke exemplaren kunnen worden buitgemaakt door otters.

Voortplanting in de natuur

De voortplantingstijd begint in de lente en alleen gedurende deze tijd zoeken de dieren elkaar op voor de paring. De paring vindt plaats in het water of soms op het land. De paring heeft veel weg van een gevecht, waarbij het mannetje een vrouwtje achtervolgt en ten slotte vastpakt waarna de copulatie plaatsvindt. Het mannetje bijt hierbij het vrouwtje in nek en kop. Na de copulatie en de bevruchting van de eitjes gaat het vrouwtje meestal direct op zoek naar een geschikte afzetplaats voor de eieren. Ze is soms dagen bezig om een geschikte plaats te vinden. De embryo’s stoppen korte tijd na de bevruchting met groeien, pas als ze als eitje zijn afgezet in de bodem start de embryonale ontwikkeling.

De vrouwtjes kunnen het sperma echter ook opslaan om het te bewaren voor een later tijdstip. Hierdoor kan het vrouwtje, als ze geen partner kan vinden in het voortplantingsseizoen, toch eieren ontwikkelen van eerder opgeslagen sperma.

De eieren worden begraven in een ongeveer 10 centimeter diep holletje in het zand dicht bij de oever van het water. Soms worden ook holen van zoogdieren zoals de bisamrat gebruikt. Een vrouwtje is ongeveer anderhalf uur bezig met het graven van het nest waarna de eieren worden afgezet en het hol wordt dichtgegooid om het te verbergen voor roofdieren. De vrouwtjes zetten de eieren meestal steeds af op dezelfde plaats, dit is in de regel een ander gebied dan waar ze zelf leven. Er worden enige tientallen eitjes afgezet per jaar. De volwassen schildpad leeft in wat grotere wateren terwijl de juvenielen de meeste kans maken in kleinere stroompjes waarin zich minder vijanden zoals roofvissen bevinden.

Het ei is wit van kleur de schaal is enigszins perkamentachtig en de poriën waardoor het embryo van zuurstof wordt voorzien zijn duidelijk zichtbaar. De eieren zijn rond en hebben een doorsnede van ongeveer 2,3 tot 3,3 centimeter. De embryonale ontwikkeling duurt drie tot vier maanden, afhankelijk van de temperatuur. Als de eieren in een te koele omgeving uitkomen, blijven de juvenielen in het nest om te overwinteren en komen pas het volgende voorjaar tevoorschijn.

Net als andere schildpadden kent de bijtschildpad een temperatuur afhankelijke geslachtsbepaling. De embryo’s hebben geen geslachtschromosomen maar het geslacht wordt bepaald door de omgevingstemperatuur. Bij een temperatuur van 20 graden Celsius komen alleen vrouwtjes uit het ei, bij een temperatuur van 21 tot 22 graden zowel mannetjes als vrouwtjes en bij een temperatuur van 23 tot 32,4 graden komen alleen mannetjes ter wereld. Opmerkelijk is dat bij een hogere temperatuur van 25 tot 28 graden zowel mannetjes als vrouwtjes uit het ei kruipen en bij een nog hogere temperatuur boven 29 graden komen alleen vrouwtjes ter wereld. In de praktijk is de temperatuur van de eieren bovenin het nest warmer dan die op de bodem van het nest wat de verhouding tussen mannetjes en vrouwtjes beïnvloed.

Als de jonge schildpad tevoorschijn komt heeft het schild een lengte van ongeveer 24 tot 31 millimeter. Pas uitgekropen juvenielen hebben een zichtbare dooierzak op het buikschild die te herkennen is als een knopvormige uitstulping. De bovenzijde van de pas uit het ei gekropen schildpadjes is donkerbruin van kleuren heeft drie opstaande kielen, ook is de bovenzijde erg ruw zodat de dieren sprekend op een in het water gevallen blad lijken.

De levensverwachting van de bijtschildpad is minstens veertig jaar, maar vermoed wordt dat de dieren veel ouder kunnen worden en zelfs een leeftijd van meer dan 70 jaar kunnen bereiken. 

Bedreiging

De IUCN heeft de bijtschildpad geclassificeerd als “Niet bedreigd”.

Bronnen:

Chelydra serpentina 

NaamBijtschildpad
KlasseReptilia (Reptielen) 
OrdeTestudines (Schildpadden) 
OnderordeCryptodira (Halsbergers)
FamilieChelydridae (Bijtschildpadden) 
GeslachtChelydra
SoortChelydra serpentina 
Grootte50 cm
Gewicht30 kg
BroedintervalJaarlijks
VoortplantingstijdApril-november
Nest10 centimeter diep holletje in het zand dicht bij de oever van het water 
Aantal eierenTot 80 eitjes
Embryonale ontwikkeling3 tot 4 maanden
Geslachtsrijp ♂2.2 jaar
Geslachtsrijp ♀3 jaar
Levensduur40 tot 70 jaar
Voeding in de natuurSlakken, wormen, rivierkreeften, insecten, garnalen, kikkers, vissen, salamanders en kleine slangen en schildpadden.
LeefgebiedOostelijke deel van Noord- en Midden-Amerika, van het zuiden van Canada tot aan Ecuador 
Groep/solitair 
Fokprogramma
CITES
IUCNNiet bedreigd (LC)

Ontdek meer van zoo-dieren.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven