Beschrijving van de dwergooruil
Leefgebied
De dwergooruil komt voor in de landen rond de Middellandse Zee, in Frankrijk, Spanje, Kroatië, Turkije, Italië, Griekenland en Zuidoost-Europa. In Noord-Afrika komen ze fragmentarisch voor. In Libië en Egypte komen ze niet voor. Ze houden van warme droge gebieden en leven in half-open landschappen met wat bomen, in de buurt van gebouwen, in tuinen, begraafplaatsen, parken, lanen, palmgaarden en in ruïnes. Ze leven niet in dichte bossen. In het noordelijk deel van het verspreidingsgebied zijn ze te vinden op zuidhellingen in bijvoorbeeld wijnbouwgebieden. Ze overwinteren in struikgewas-savannen in Afrika.
Uiterlijk
Het verenkleed is grijs en roodbruin met een fijne, zwarte tekening. Op de schouderveren zitten een paar witte vlekjes. Deze kleine uiltjes hebben twee veerpluimen op de kop. Soms zijn die ‘oren’ nauwelijks te zien, maar bij onraad zetten ze die rechtop. De ogen hebben geel-oranje irissen. Op de onderzijde van het lichaam zitten opvallende zwarte strepen. Het verenkleed van beide geslachten is gelijk. Dwergooruilen worden 16 tot 20 cm groot en 64 tot 135 gram zwaar.
Voortbeweging
Met hun lange, smalle vleugels maken ze een sterke directe stille vlucht. Deze kan echter afgewisseld worden met glijvluchten. Hiermee zijn ze te onderscheiden van een steenuil die altijd golvend vliegt.
Wetenswaardigheden
- Dwergooruilen zijn trekvogels die in Afrika overwinteren.
- Ze kunnen als camouflage uitstekend een tak nadoen.
- Het zijn holenbroeders en ze voeren geen nestmateriaal aan.
Voedsel in de natuur
Ze jagen op kleinere prooien, vooral krekels, sprinkhanen en kevers, maar ze eten ook pissebedden en wormen. Meer zelden eten ze, in een geringe hoeveelheden, kleine vogels en kleine zoogdieren, vooral muizen en spitsmuizen, amfibieën en kleine reptielen. De prooi wordt bespied van een lage positie en op de grond gepakt. Slechts af en toe wordt tijdens de vlucht een prooi gevangen. Hoe vogels worden gevangen is niet bekend.
Gedrag
Dwergooruilen zijn nachtdieren die overdag bijna nooit gezien worden. Tussen zonsondergang en zonsopgang laten ze met tussenpozen van 3½ seconden een monotoon ‘tju‘ horen. Omdat ze steeds met hun kop draaien is moeilijk vast te stellen waar het geluid vandaan komt. Na middernacht maken ze minder geluid. Mannetjes en vrouwtjes roepen duidelijk naar elkaar. Vrouwtjes roepen minder vaak en de geluiden van vrouwtjes zijn iets hoger dan die van mannetjes.
Ze zijn het meeste actief voor middernacht. Tussen twaalf en twee hebben ze een rustpauze. Na zonsopkomst trekken ze zich terug in hun schuilplaatsen om de rest van de dag bewegingloos te blijven zitten. Af en toe wordt dit onderbroken wanneer ze hun veren poetsen.
Bij het grootbrengen van de jongen verblijven het mannetje en het vrouwtje maar zelden in dezelfde slaapboom. Tijdens het broeden en de voedertijd blijft het mannetje goed beschut op zichtafstand van de nestholte. Juvenielen rusten dicht tegen elkaar aan op een tak vlak bij de stam van een boom.
Dwergooruilen zijn trekvogels met overwinteringsgebieden in struikgewas-savannen in Afrika, ten zuiden van de Sahara en ten noorden van de regenwoudzone. Ze overwinteren ook in Jemen. De oostelijke ondersoort, pulchellus, overwintert in India. De trek begint halverwege augustus en in september zijn ze op de plaats van bestemming aangekomen. Ook de niet-Europese soorten migreren over een grote afstand naar overwinteringsgebieden in Oost-Afrika. De vogels in Noord-Afrika, Zuid-Spanje, Zuid-Italië, Zuid-Griekenland, Cyprus en delen van Turkije zijn standvogels en trekken dus niet.
Eind maart verlaten ze de overwinteringsgebieden weer om in de tweede helft van april weer in de broedgebieden te arriveren.
Predatie
Bij gevaar gaan dwergooruilen rechtop in een camouflagehouding zitten waarbij ze bijna niet te onderscheiden zijn van een tak. Ze blijven zo enige tijd bewegingloos zitten en laten de potentiële vijand dichterbij komen. Pas op het laatste moment vliegen ze weg om ergens anders weer een camouflagehouding aan te nemen. Als ze niet weg kunnen komen vertonen ze diverse vormen van agressief gedrag zoals blazen, happen en het beurtelings sluiten van de ogen wat over kan gaan in een directe aanval met de klauwen en de snavel.
Een bekende predator van de dwergooruil is de bosuil.
Voortplanting in de natuur
Dwergooruilen zijn tijdens het broedseizoen monogaam. Slechts af en toe paart een mannetje met meerdere vrouwtjes. Ook wanneer ze vroeg in het seizoen een partner verliezen gaan ze meestal niet op zoek naar een nieuwe partner. Tijdens het broedseizoen zijn ze erg territoriaal waarbij vrouwtjes de territoria krachtiger verdedigen dan mannetjes die meestal niet agressief reageren op vreemde vrouwtjes.
Dwergooruilen zijn holenbroeders die gebruik maken van boomholtes en soms van halfopen ruimtes tussen rotsen of in gebouwen. Heel zelden broeden ze ook in kraaiennesten, eksternesten en nestkasten. Aan de nestplaats zelf veranderen ze weinig. Alleen de plek waar de eieren gelegd worden wordt iets uitgediept. Er wordt geen nestmateriaal aangevoerd en dat van andere vogels, bijvoorbeeld in nestkasten, wordt niet verwijderd.. De nesten worden meerdere jaren gebruikt.
In Zuid-Europa broeden dwergooruilen van maart tot augustus. Er worden 3 tot 4, bijna egaal witte, ovale eieren gelegd. De eieren zijn gemiddeld 27 x 31 mm groot. Alleen het vrouwtje broedt de eieren uit. De eieren komen na 24 tot 25 dagen uit en de jongen worden vervolgens door beide ouders gevoerd. Na 21 tot 29 dagen verlaten ze het nest en na 30 tot 33 dagen kunnen ze vliegen.
Als ze rond de 40 dagen oud zijn, kunnen ze zelf al voedsel vangen, maar ze worden nog 20 dagen langer door de ouders verzorgd. Daarna verlaten ze het ouderlijk territorium. De vogels zijn na 10 maanden geslachtsrijp.
Bedreiging
Hoewel dwergooruilen wereldwijd niet als bedreigd worden beschouwd, laten de aantallen in Europa een aanzienlijke achteruitgang zien. Dit wordt toegeschreven aan veranderde landbouwmethodes welke leiden tot een vermindering van zowel de habitat van deze uilen als de beschikbaarheid aan prooien. Daarnaast worden de dalingen ook toegeschreven aan predatie door de bosuil. De IUCN heeft deze soort geclassificeerd als “niet bedreigd”.
Bronnen:
- IUCN: BirdLife International. 2015. Otus scops. The IUCN Red List of Threatened Species 2015: e.T22688643A80484352. https://www.iucnredlist.org/species/155019854/155020110 Accessed on 21 October 2016.
- EAZA: https://www.eaza.net/conservation/programmes/ Accessed on 21 October 2016
- Cites: https://www.speciesplus.net/#/taxon_concepts/6889/legal Accessed on 21 October 2016
- Dwergooruil. (2021, augustus 9). Wikipedia, de vrije encyclopedie. Opgehaald 17:11, oktober 20, 2016 van https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Dwergooruil&oldid=59685942.
- Seite „Zwergohreule“. In: Wikipedia – Die freie Enzyklopädie. Bearbeitungsstand: 20. oktober 2016, 19:29 UTC. URL: https://de.wikipedia.org/w/index.php?title=Zwergohreule&oldid=214294698 (Abgerufen: 29. November 2021, 15:52 UTC)
Otus scops
Naam | Dwergooruil |
Klasse | Aves (vogels) |
Orde | Strigiformes (Uilen) |
Familie | Strigidae (Uilen) |
Geslacht | Otus (Dwergooruilen) |
Soort | Otus scops |
Grootte | 16 – 20 cm |
Spanwijdte | 53 – 63 cm |
Gewicht | 64 – 135 gram |
Paartijd | Maart – augustus in Zuid-Europa |
Broedinterval | Jaarlijks |
Broedtijd | 24 – 25 dagen |
Nest | Boomholte, of tussen stenen of kraaien- of eksternest |
Geboorte | April – mei |
Aantal eieren | 2 – 6 eieren |
Uitvliegen | 21 – 29 dagen |
Geslachtsrijp | 10 – 12 maanden |
Levensduur | 7 jaar in het wild |
Voeding in natuur | Krekels, sprinkhanen en kevers, pissebedden,wormen, kleine vogels, kleine zoogdieren, vooral muizen en spitsmuizen, amfibieën en kleine reptielen |
Leefgebied | Met name rond de Middellandse Zee, in Frankrijk, Spanje, Kroatië, Turkije, Italië, Griekenland en Zuidoost-Europa. Overwinteren in Afrika |
Groep/solitair | Solitair |
Fokprogramma | – |
CITES | Appendix II, 12/06/2013 |
IUCN | Niet bedreigd (LC) |
Ontdek meer van zoo-dieren.nl
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.