Beschrijving van de Laplanduil
Leefgebied
De laplanduil komt voor in Noord-Scandinavië, Noord-Rusland, Siberië, het Russische eiland Sachalin en Noord-Amerika. Het leefgebied bestaat uit een reeks van beboste gebieden met name grote delen van dichte, noordelijke sparren- en dennenbossen, de zogeheten ‘taiga’, met veel open plekken, moerassen en kaalgeslagen stukken bos.
Ze komen dan ook veelvuldig voor in het uiterste noorden van Amerika en Canada in dichte naaldbossen langs de rand van de arctische boomgrens en verder naar het zuiden in sparren- en lariks moerasbossen. In de Sierra Nevada broeden ze in gemengde conifeer- en rode zilversparbossen. Ze foerageren meestal in open gebieden zoals moerassen en open plekken in bossen met verspreid voorkomende bomen en struiken. Tijdens de trek kunnen ze worden aangetroffen bij riviermondingen, bergweiden en langs akkers.
Er zijn twee ondersoorten:
- S. n. nebulosa (Forster, 1772): noordelijk Noord-Amerika.
- S. n. lapponica (Thunberg, 1798): noordelijk Europa en noordelijk Azië.
Uiterlijk
Laplanduilen zijn de grootste uilen van Alaska met een stahoogte van 60,9 tot 83,8 cm en een vleugelspanwijdte van 137,1 tot 152,4 cm. Ze zijn groter en grijzer dan andere uilen en wegen gemiddeld 1,1 kg, maar vrouwtjes zijn wat zwaarder dan mannetjes. Op de ronde kop zitten geen oorpluimen. De snavel en de ogen zijn geel. Ze kunnen de kop 270 graden ronddraaien.
Ze hebben een kenmerkende sluier (gezichtsopbouw), met twee duidelijk, grijze concentrische cirkels. De sluier is vooral een hulpmiddel om geluiden beter te geleiden naar de gehooringangen die zich onder de ogen bevinden. Uilen hebben een asymmetrische schedel met grote komvormige openingen rond het oor. De asymmetrie van de oren bij uilen bestaat eruit dat de ooropeningen links en rechts niet op dezelfde hoogte zitten. Ook de vorm van de ooropening (in de huid, maar ook in de schedel) en van het oordeksel kan links en rechts verschillen. De functie van deze asymmetrie is een betere bepaling van de verticale richting waar geluiden vandaan komen. Het mechanisme werkt vergelijkbaar met de horizontale plaatsbepaling: geluiden uit een bepaalde richting komen iets eerder aan bij het ene oor. Uilen kunnen een verschil tot 30 microseconden in aankomsttijd tussen beide oren waarnemen (een microseconde is een miljoenste seconde).
Naast de overwegend grijze veren en de karakteristiek sluier hebben Laplanduilen een zwarte plek op de kin net tussen en boven de twee wit bevederde snorren en hebben ze een opvallende kraag aan de voorzijde van de hals. Op de buikzijde hebben ze verschillende tinten licht- en donkergrijs, bruin en wit. De rugzijde is iets minder wit dan de buikzijde. De staart is lang en steekt uit onder de opgevouwen vleugels.
Voortbeweging
Door de zachte veren kunnen Laplanduilen geluidloos vliegen en jagen.
Wetenswaardigheden
- Laplanduilen kunnen uitstekend horen en zien.
- Het aantal eieren wat gelegd wordt hangt af van de beschikbare hoeveelheid voedsel.
- De poten zijn bijna bedekt met veren als bescherming tegen de kou.
Voedsel in de natuur
In het wild eten Laplanduilen voornamelijk kleine knaagdieren zoals veldmuizen en goffers. Kleine knaagdieren maken 80-90% van de voeding uit, terwijl het restant bestaat uit kleine zoogdieren als spitsmuizen en vogels.
Laplanduilen jagen door in een boom met uitzicht op een weide of een open ruimte te gaan zitten. Met hun scherpe gehoor kunnen ze nauwkeurig de positie van een prooi vaststellen, zelfs onder 60 cm sneeuw of in tunnels. Zodra ze een prooi opmerken laten ze zich na een glijvlucht in de sneeuw vallen om vervolgens de prooi met hun scherpe klauwen te grijpen.
Gedrag
Laplanduilen zijn zeer teruggetrokken vogels. Wanneer de lente nadert bereiden de mannetjes zich voor op het broedseizoen door te baltsen in de lucht en door voedsel naar de vrouwtjes te brengen. Ze broeden niet altijd, maar wanneer ze wel broeden hangt het aantal eieren wat gelegd wordt vaak af van de beschikbare hoeveelheid voedsel. In jaren met een overdaad aan muizen hebben ze de neiging om meer eieren te leggen en overleven meer jongen de nestperiode.
Ze leven in naaldbossen op het noordelijk halfrond en ze neigen om niet te migreren, maar ze zullen hun territoria wel verlaten wanneer ze te weinig voedsel hebben. Ze kunnen overdag en ’s nachts even goed jagen, aangezien ze zowel een uitstekend gehoor als een goed zicht hebben.
Laplanduilen zijn over het algemeen niet monogaam hoewel er uitzonderingen zijn waargenomen.
Predatie
De belangrijkste predator van de Laplanduil is de Amerikaanse oehoe, hoewel beide soorten vogels vaak lastiggevallen worden door raven en andere kleine vogels. Andere predatoren van volwassen Laplanduilen zijn raven, haviken, breedvleugelbuizerds en Amerikaanse marters. Jonge uilen worden gedood door roodstaartbuizerds, Amerikaanse zwarte beren, vismarters, Canadese lynxen, Amerikaanse oehoes en steenarenden.
Voortplanting in de natuur
Het broeden vindt plaats in de late winter waarbij het paar gewoonlijk gebruik maakt van een verlaten nest van een havik of een kraai. Het vrouwtje legt, afhankelijk van de temperatuur (de leg kan later plaatsvinden in jaren met veel sneeuw) in maart tot juni eieren. Er worden twee tot vijf doffe, witte, ovale eieren gelegd die door het vrouwtje in 28 tot 30 dagen worden uitgebroed.
De jongen worden geboren met zacht wit dons en met de ogen open. Beide ouders voeren de jongen door voedsel, wat in hele kleine stukjes gescheurd wordt, naar het nest te brengen en wat gretig door de kleintjes wordt opgegeten.
Al snel begint het dons te verdwijnen en wordt dit vervangen door veren. Zodra de jonge uilen volledig bevederd zijn beginnen ze met vliegoefeningen. Ze wandelen dan rond het nest waarbij ze met hun vleugels wapperen en de rand van het nest met hun klauwen vastgrijpen. Ze verlaten het nest na 3 tot 4 weken.
In het wild worden Laplanduilen 12 tot 16 jaar oud.
Bedreiging
Het Bureau of Land Management (BLM), een agentschap van het Amerikaanse ministerie van Binnenlandse Zaken (Department of the Interior), beschouwt de Laplanduil als een kwetsbare soort en deze wordt in de Verenigde Staten op zowel federaal niveau als op deelstaat niveau beschermd.
Laplanduilen worden zelden door mensen waargenomen en zijn zeer kwetsbaar voor menselijke verstoring zoals houtkap. De belangrijkste beperking van de verspreiding vormt de beschikbaarheid aan nestplaatsen. Als er voldoende nestplaatsen zijn, dan bepalen andere factoren, zoals de beschikbaarheid aan voedsel, hoeveel uilen er in het gebied leven.
Chemicaliën die worden gebruikt voor het uitroeien van muizen en ander ongedierte hebben een nadelige invloed op de voedselketen van Laplanduilen.
De IUCN heeft deze soort geclassificeerd als “niet bedreigd”
Bronnen:
- IUCN: BirdLife International. 2015. Strix nebulosa. The IUCN Red List of Threatened Species 2015: e.T22689118A80506228. https://dx.doi.org/10.2305/IUCN.UK.2016-3.RLTS.T22689118A93218931.en Accessed on 12 November 2016.
- ADW: Tonk, R. 2001. “Strix nebulosa” (On-line), Animal Diversity Web. Accessed November 13, 2016 at https://animaldiversity.org/accounts/Strix_nebulosa/
- Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Sluier_(uil). Accessed on 17 November 2016.
- Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Uilen_(orde). Accessed on 17 November 2016.
- EnAge: Tacutu, R., Craig, T., Budovsky, A., Wuttke, D., Lehmann, G., Taranukha, D., Costa, J., Fraifeld, V. E., de Magalhaes, J. P. (2013) “Human Ageing Genomic Resources: Integrated databases and tools for the biology and genetics of ageing.” Nucleic Acids Research 41(D1):D1027-D1033. Accessed on 17 November 2016
- EOL: Michаel Frаnkis, Rob Mutch, Robert Hole, Jr. “Strix nebulosa”, Encyclopedia of Life, available from https://eol.org/pages/45510732 Accessed on 17 November 2016
Strix nebulosa
Naam | Laplanduil |
Klasse | Aves (vogels) |
Orde | Strigiformes (Uilen) |
Familie | Strigidae (Uilen) |
Geslacht | Strix (Bosuilen) |
Soort | Strix nebulosa |
Stahoogte | 60,9 – 83,8 cm |
Spanwijdte | 137,1 – 152,4 cm |
Gewicht | 790 tot 1454 gram |
Broedperiode | Maart – juni |
Broedinterval | Jaarlijks |
Broedtijd | 28 – 30 dagen |
Nest | Verlaten nest van een havik of een kraai |
Aantal eieren | 2 – 5 eieren |
Gewicht eieren | 40 gram |
Uitvliegen | 3 – 4 weken |
Geslachtsrijp | 1 – 3 jaar |
Levensduur in het wild | 12 – 16 jaar |
Voeding in natuur | Veldmuizen, goffers, spitsmuizen en vogels |
Leefgebied | Noordelijke naaldwouden van Europa, Noord-Amerika en Azië |
Groep/solitair | Solitair |
Fokprogramma | – |
CITES | Appendix II (12/06/2013) |
IUCN | Niet bedreigd (LC) |
Ontdek meer van zoo-dieren.nl
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.