Beschrijving van de rode flamingo
Leefgebied
De rode flamingo, ook wel grote flamingo, Caraïbische flamingo of Cubaanse flamingo genoemd, is een flamingo-soort die voorkomt van de zuidoostelijke staten van de Verenigde Staten tot de noordelijke kust van Zuid-Amerika en de Galapagoseilanden. In het Everglades National Park komen ook grote groepen rode flamingo’s voor.
De habitats van rode flamingo’s bestaan uit grote waddengebieden waar ze met behulp van losse modder makkelijk heuveltjes kunnen bouwen die gebruikt worden voor nesten. Het zijn meestal grote wateroppervlaktes zoals kustgebieden, zee-inhammen, rivieren, rivierdelta’s en open meren die rijk zijn aan kleine kreeftachtigen en algen. Ze geven de voorkeur aan rivierdelta’s met een hoog zout gehalte.
Uiterlijk
Rode flamingo’s zijn grote vogels met een spanwijdte van 1,4 tot 1,65 meter. Rechtopstaand zijn ze 1,2 tot 1.45 meter hoog. Ze wegen 2,1 tot 4,1 kg en zijn vooral bekend vanwege de heldere, roze kleur. Ze hebben zwarte slagpennen die alleen tijdens het vliegen te zien zijn en een lange, sierlijke nek en poten die, in verhouding tot de lichaamslengte, de langste van alle vogels zijn. De irissen zijn bleek van kleur, evenals de snavel die een zwart uiteinde heeft.
De vorm van de snavel komt bij geen enkele andere vogelsoort voor en heeft een unieke aanpassing om voedsel uit het water te kunnen filteren. De ondersnavel is groter dan de bovensnavel, die niet vastzit aan de schedel, en heeft langs de randen hoornachtige lamellen. De tong van een flamingo is erg gespierd en dient om water tijdens het foerageren weer uit de snavel te persen. Bij de jongen begint de snavel zich na twee weken te ontwikkelen.
Elke poot heeft vier tenen met daartussen zwemvliezen, waardoor de vogels niet wegzakken in de modderige ondergrond. Flamingo’s zijn van nature wit. Hun voedsel (algen en kleine kreeftjes) zorgt voor de roze kleur. De algen bevatten de stof carotenoïde. Het lichaam maakt van deze stof de roze kleur. Deze roze kleur komt in de veren en de huid rond de poten terecht en daarom zijn deze roze.
Het enige zichtbare verschil tussen beide seksen is dat mannetjes iets groter zijn dan vrouwtjes. Bij de vrouwtjes krijgen de veren iets eerder de kleur van een volwassen vogel dan bij de mannetjes.
Jonge vogels die net uit het ei komen hebben grijze, donsachtige veertjes. Ze hebben donkergrijze poten en een donkergrijze snavel die naarmate ze volwassen worden roze kleuren. Door de carotenoïde stoffen in het voedsel kleuren de veren langzamerhand roze.
Voortbeweging
Flamingo’s vliegen met een gestrekte nek en de poten naar achteren gericht. Wanneer ze willen gaan vliegen rennen ze eerst een stukje om opwaartse kracht onder hun vleugels te krijgen. Ze kunnen zowel vanaf land als water opstijgen en ook zowel op land als water landen. Vliegend kunnen ze honderden kilometers afleggen waarbij ze onder veel kabaal in een formatie vliegen.
Wetenswaardigheden
- Flamingo’s laten vaak hun kop op hun lichaam rusten om vermoeidheid van de nekspieren te voorkomen.
- Het woord “flamingo” is afgeleid van oud-Spaans voor “vlammen” of “rode veren”.
- Bij flamingo’s beweegt tijdens het eten, in tegenstelling tot alle andere vogels en zoogdieren de bovensnavel op en neer in plaats van de ondersnavel.
- Door de kleurstoffen in het voedsel is de kropmelk die de kuikens krijgen rood van kleur.
- Kuikens kunnen hun ouders herkennen en de ouders kunnen hun eigen kuiken herkennen.
Voedsel in de natuur
Tijdens het foerageren in het water, wordt met de tong water en voedsel naar binnen gezogen door de iets geopende, ondersteboven gehouden snavel. Door de snavel vervolgens iets te sluiten en het water er weer uit de duwen, blijft het voedsel achter de lamellen hangen en wordt dit met de tong naar de keel gebracht om vervolgens te worden doorgeslikt.
Bij het eten zijn flamingo’s niet selectief. Ze eten alles wat ze maar uit het water kunnen filteren zoals wormen, aaltjes, weekdieren, schaaldieren, insecten en larven en zelfs gewervelde dieren zoals kleine vissen. Ze eten ook plantaardig materiaal. De carotenoïde stoffen in de kleine kreeftachtige diertjes die ze eten zijn verantwoordelijk voor de roze kleur van de flamingo’s.
Om voedsel te zoeken, trekken rode flamingo’s vaak hele einden naar watergebieden die rijk zijn aan kleine kreeftachtigen en algen.
Gedrag
Flamingo’s leven, broeden en foerageren in grote kolonies van duizenden vogels. Het leven in zulke grote kolonies biedt bescherming doordat de hele groep gewaarschuwd wordt in het geval er een roofdier in de buurt is. Vooral voor flamingo’s is dit belangrijk omdat ze met hun kop in het water naar voedsel zoeken. Hierdoor zijn ze kwetsbaarder dan andere vogels. Het leven in grote kolonies heeft geleid tot de ontwikkeling van erg sociaal gedrag.
Hoewel rode flamingo’s in grote groepen leven en erg sociaal zijn, zijn ze tijdens het foerageren erg territoriaal. Wanneer een andere vogel te dichtbij komt, zal hij een dreigende houding aannemen. Bij het drinken zijn ze juist weer veel toleranter.
Flamingo’s staan vaak op één poot terwijl de andere poot tegen het lichaam aan wordt getrokken. Enerzijds doen ze dit om warmteverlies tegen te gaan en anderzijds om te zorgen dat ze niet te veel parasieten op hun poten krijgen.
Met zoveel vogels ontstaat er soms een tekort aan voedsel en migreren ze naar andere voedselgebieden. Ze hebben nauwelijks binding met een bepaald gebied en keren dan ook niet vaak terug naar vorige koloniegebieden of geboorteplaatsen.
Predatie
Door de keuze van hun habitat hebben rode flamingo’s maar weinig predatoren. In de zoute riviermondingen leven niet veel andere dieren en de kolonies op eilanden zijn alleen vliegend te bereiken. Toch zijn er enkele predatoren die op flamingo’s en hun eieren jagen zoals roodkopgieren, vossen, dassen, wilde zwijnen en geelpootmeeuwen.
Voortplanting in de natuur
Rode flamingo’s zijn over het algemeen monogaam en paartjes blijven tijdens het broeden en het grootbrengen van de jongen bij elkaar. Vaak blijven ze echter nog vele jaren bij elkaar en zoeken ze pas een andere partner wanneer hun eigen partner dood gaat.
De paring van de rode flamingo is een complexe aangelegenheid. Het leven in grote kolonies heeft geleid tot bepaalde gedragingen bij het kiezen van een partner en het grootbrengen van de jongen. De hele kolonie bereidt zich voor op de paring. Wanneer deze kolonie een geschikte locatie heeft gevonden, verzamelen alle volwassen vogels zich bij een drinkplaats. Hoewel jongen van één jaar oud soms al kunnen broeden, nemen alleen de volwassen vogels hieraan deel die volledig gekleurd zijn. Nadat ze zich verzameld hebben begint de balts. Ze strekken hun nek en spreiden hun vleugels, waarbij ze vogels in de buurt aanraken met hun snavel en vleugels. Hoewel het door de gelijkenis van beiden seksen moeilijk te zien is, gaan de mannetjes tijdens de balts bij elkaar staan. De hele kolonie vertoont hetzelfde baltsgedrag en dit begint vaak al maanden voor het eigenlijke broeden.
Wanneer een vrouwtje een geschikte partner heeft gevonden zal ze zich verder van de groep af bewegen en wordt ze gevolgd door haar partner. Ze gaan dan beiden verder met hun baltsgedrag. Wanneer een vrouwtje bereid is om te paren zal ze zich naar dieper water begeven en zal ze haar vleugels spreiden.
Er is niet echt een bepaald broedseizoen en de jongen kunnen dan ook het hele jaar door geboren worden. Maar over het algemeen broedt de kolonie toch in de warmere seizoenen na periodes met regen. Meestal is dat in het voorjaar of vroeg in de zomer. Dit is afhankelijk van de beschikbaarheid van voedsel. De belangrijkste factoren om te kunnen paren zijn dan ook de beschikbaarheid van voedsel, geschikte modder om nesten te bouwen en de aanwezigheid van zoet water.
Na de paring bouwen beide ouders een nest van modder. Het nest is 25 tot 30 cm hoog en rond en heeft bovenaan een kuiltje voor de eieren. Het nest wordt bekleed met vegetatie, twijgjes en veren. Meestal begint het mannetje met de bouw waarna beide ouders eraan werken totdat de eieren worden gelegd.
De roomkleurige eieren zijn zo groot als een flinke sinaasappel. Meestal wordt er slechts één ei per broedsel gelegd. Soms worden er echter twee eieren gelegd, maar dan wordt slechts één ei uitgebroed. Beide ouders broeden het ei in 28 tot 32 dagen uit. De kuikens wegen bij de geboorte 85 tot 102 gram. Het zijn semi-nestvlieders en hebben bij de geboorte de ogen al open en zijn bedekt met dons, maar ze moeten de eerste 5 tot 8 dagen door de ouders, met kropmelk, gevoerd worden. Daarna verzamelen de jongen zich in crèches. De ouders zijn in staat om hun jong in de crèche te roepen en ze op te sporen, zodat ze ze kunnen verzorgen, totdat ze na 65 tot 90 dagen kunnen uitvliegen. De ouders voeren alleen hun eigen jong. Als ouders en jong elkaar niet wederzijds herkennen zal het jong daarom sterven door voedselgebrek.
Bedreiging
Het voortbestaan van rode flamingo’s wordt niet bedreigd.
Bronnen
- Rode flamingo. (2021, juli 1). Wikipedia, de vrije encyclopedie. Opgehaald 14:45, november 28, 2021 van https://nl.wikipedia.org/wiki/Rode_flamingo
- Encyclopedia of Live: Michаel Frаnkis, Valter Jacinto, Katja Schulz, C. Michael Hogan, “Phoenicopterus ruber” available from https://eol.org/pages/45511321. Accessed on 3 July 2016.
- IUCN: BirdLife International. 2012. Phoenicopterus ruber. The IUCN Red List of Threatened Species 2012: e.T22729706A40701539. https://www.iucnredlist.org/species/22729706/132180192 Accessed on 03 July 2016.
- Animal Diversity Web: Meziani, A. 2011. “Phoenicopterus ruber” (On-line), Animal Diversity Web. Accessed July 03, 2016 at https://animaldiversity.org/accounts/Phoenicopterus_ruber/
Phoenicopterus ruber
Naam | Rode flamingo |
Klasse | Aves (vogels) |
Orde | Phoenicopteriformes |
Familie | Phoenicopteridae (Flamingo’s) |
Geslacht | Phoenicopterus (Flamingo’s) |
Soort | Phoenicopterus ruber |
Grootte | 1,2 – 1,45 m |
Spanwijdte | 1,4 – 1,65 m |
Gewicht | 2,1 – 4,1 kg |
Broedinterval | Jaarlijks |
Broedperiode | Voorjaar en vroeg in de zomer |
Broedtijd | 28-32 dagen |
Nest | Heuveltje van modder |
Gewicht eieren | 115 – 140 gram |
Aantal eieren | 1 ei |
Uitvliegen | 65-90 dagen |
Geslachtsrijp man | 3 – 5 jaar |
Geslachtsrijp vrouw | 3 – 5 jaar |
Levensduur | 30 – 40 jaar |
Voeding in de natuur | Weekdieren, kreeften, algen |
Leefgebied | Zuidoostelijke staten en Florida van de Verenigde Staten tot de noordelijke kust van Zuid-Amerika en de Galapagoseilanden |
Groep/solitair | Grote kolonies |
Fokprogramma | – |
CITES | Appendix II (29/07/1983) |
IUCN | Niet bedreigd (LC) |
Ontdek meer van zoo-dieren.nl
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.