Baardsaki

Beschrijving van de baardsaki

Leefgebied

De baardsaki komt voor in een groot deel van het noorden van het Amazonegebied en de Guyana’s. Er zijn twee erkende ondersoorten:

  • Chiropotes satanas satanas. Deze soort is endemisch voor Brazilië en leeft in een klein gebied rond de Tocantins-rivier nabij de monding van de Amazone
  • Chiropotes satanas chiropotes. Deze soort komt meer algemeen voor ten noorden van de Amazone-rivier en ten oosten van de Rio Negro en de Orinoco.

Het totale leefgebied van baardsaki’s wordt geschat op 62.911 vierkante kilometer. Ze leven voornamelijk in primaire tropische regenwouden. In Brazilië wordt deze soort aangetroffen in bossen die niet overstroomd raken en af ​​en toe in regenererende bossen. In Suriname leven ze in regenwouden, savannebossen in de bergen en af ​​en toe in galerijbossen. Ze dalen zelden af ​​naar de lagere niveaus van de begroeiing en de bodem van het bos. Baardsaki’s brengen dan ook 60% van hun tijd door in de middelste en bovenste lagen van het bladerdak.

De grootte van de territoria worden geschat op 75 tot 250 ha.

Uiterlijk

Baardsaki’s hebben bolvormige tijdelijke zwellingen, lange pluimstaarten en kort lichaamshaar. Ze onderscheiden zich van de nauw verwante witneussaki’s door hun grotere zwarte baarden en hun zwarte neuzen. De twee genoemde ondersoorten zijn hoofdzakelijk zwart behalve de licht geelbruine tot okerachtige kleur op de rug van chiropotes satanas chiropotes en de donkerbruine tot zwarte rug en schouders van chiropotes satanas satanas. Bij beide ondersoorten hebben de mannetjes, net als de witneussaki’s, een onderscheidend, roze scrotum en hebben vrouwtjes een roze anogenitaal gebied.

Baardsaki’s zijn licht seksueel dimorf. Mannetjes wegen 2.2 tot 4.0 kg en vrouwtjes 1.9 tot 3.3 kg. De kop-romplengte van mannetjes varieert van 40 tot 48 cm en die van vrouwtjes van 38 tot 41 cm. De staartlengte van mannetjes is 40 tot 42 cm en die van vrouwtjes 37 tot 42 cm. De achterpoten zijn iets langer dan de voorpoten. Ze hebben een kleine niet echt opponeerbare duim.

De kaken van de baardsaki’s zijn uitgerust met gespecialiseerde snij- en hoektanden voor het openen van dikke, houtachtig, gedopte vruchten. Hiervoor hebben ze sterke kaakspieren, lage, vlakke molaren, brede hoektanden, een diepe robuuste onderkaak en een dichte bovenkaak.

Voortbeweging

Baardsaki’s gebruiken in de bomen alle vier de ledematen om te lopen, te springen en te klimmen. Klimmen maakt slechts 2% van de bewegingen uit, springen 18% en op vier poten over takken lopen en rennen 80%.

De lange, niet-grijpstaarten, worden meestal over een tak gelegd voor extra ondersteuning. Terwijl ze op horizontale takken of dikke takken rusten, zwaaien volwassen dieren met hun staart om signalen te geven. Wanneer ze op kleinere takken zitten wordt de staart gebruikt voor de balans. De staart functioneert alleen de eerste twee maanden vanaf de geboorte als grijpstaart.

Wetenswaardigheden

  • Een interessante eigenschap van de jongen van baardsaki’s is de grijpstaart. Zowel in het wild als bij hybride, in gevangenschap waargenomen jongen, kunnen ze de staart de eerste twee maanden van hun leven als grijpstaart gebruiken. Deze wordt gebruikt om zich aan de moeder vast te houden. Na deze 2 maanden kunnen ze staart niet langer als grijpstaart gebruiken.
  • Als fruiteters spelen baardsaki’s een rol bij de verspreiding van zaden van vruchtbomen. Hun rol als zaadverspreiders is echter minder door het feit dat ze onrijpe zaden van onrijp fruit eten. Hun vermogen om onrijpe zaden uit onrijpe vruchten te eten, heeft ook gevolgen voor diersoorten die hetzelfde soort fruit eten, maar dan alleen als ze rijp zijn.
  • Met hun opmerkelijk sterke kaken en tanden zijn baardsaki’s in staat vruchten open te breken waarvoor mensen een hamer nodig zouden hebben.

Voedsel in de natuur

Baardsaki’s eten voornamelijk jonge zaden van onrijpe vruchten. Ze eten meer dan 53 verschillende soorten zaden en zijn vooral dol op de Lecythidaceae. Met de robuuste hoektanden kunnen ze samen met de boventanden, die over de ondertanden uitsteken, de harde omhulsels van vruchten en noten open breken, waardoor ze bij de zachte zaden binnenin kunnen komen. Door deze jonge onrijpe zaden te eten hebben ze niet alleen een voedselbron die niet beschikbaar is voor veel andere primaten, maar vermijden ze ook toxinen die alleen in meer volwassen zaden voorkomen.

Het vermogen om harde doppen van onrijpe zaden en fruit open te breken geeft baardsaki’s ook een voordeel doordat ze als eerste de vruchten van de fruitbomen kunnen plukken. Daarbij laten ze vaak niet veel vruchten over die rijp kunnen worden en dan door andere diersoorten gegeten kunnen worden.

Baardsaki’s zijn de meest efficiënte zaadeters van alle apensoorten en er zijn dieren waargenomen waarvan het dieet voor 66% uit zaden bestond. Zij vullen dit dieet aan met rijp fruit, bloemen, bladstengels en geleedpotigen. Studies in Brazilië, Suriname en Venezuela tonen aan dat ze tien taxonomische soorten geleedpotigen en 85 verschillende soorten planten eten. De meest gegeten geleedpotigen zijn rupsen, termieten en galwespen.

In gevangenschap levende dieren drinken vaak door met hun handen een kom te vormen om water op te scheppen en dit vervolgens uit hun handen op te zuigen. Hoewel dit niet recentelijk in het wild is gezien, kan worden aangenomen dat dit kenmerkend is voor de soort, aangezien de wetenschappelijke naam Chiropotes, bedacht door Humboldt, “handdrinker” betekent.

Interessant is dat het eten van aarde (geofagie) bij twee gelegenheden is waargenomen. In beide gevallen werden dieren gezien die een paar handen vol grond aten zonder te controleren wat ze aten, zoals ze zouden doen bij het jagen op insecten, wat aangeeft dat de inname van de bouwstoffen van de grond het doel was. Er wordt verondersteld dat dit gebeurt om mineralen aan te vullen, voor het absorberen van schadelijke gifstoffen en het verlichten van de spijsvertering zoals diarree en overmatige maagzuur.

Baardsaki’s besteden 130 tot 200 minuten per dag aan eten, exclusief het zich verplaatsen tussen de voedselbronnen. Terwijl ze foerageren, splitsen ze zich op in kleinere groepjes van ongeveer negen dieren en verplaatsen ze zich snel op een samenhangende manier tussen groepen bomen met voedsel. Zodra de troep is aangekomen bij een nieuw voedselgebied, splitsen ze zich op en blijven ze binnen een straal van 50 tot 75 m van elkaar, zodat ze met geluiden voortdurend contact met elkaar kunnen houden. Het patroon van het zich snel verplaatsen tussen voedselbomen met relatief korte maar intense perioden van eten is normaal voor een gespecialiseerde soort die zich concentreert op wijdverspreide, seizoensgebonden, eiwitrijke voedselbronnen.

Gedrag

Baardsaki’s leven in relatief grote groepen die bestaan uit meerdere mannetjes en vrouwtjes van ongeveer 8 tot 40 dieren. Grotere groepen splitsten zich tijdens het foerageren op in kleinere groepjes van ongeveer 9 dieren. Tijdens het foerageren verplaatsen ze zich snel, waarbij ze telkens kort stoppen om flink te kunnen eten. De troepen verplaatsen zich zo snel van de ene groep van bomen met voedsel naar de andere dat af en toe enkele dieren gedurende enkele dagen of weken de groep kwijtraken. Vaak sluiten ze zich dan tijdelijk aan bij groepen slingerapen of gemengde groepen van bruine kapucijnapen en grijsgroene doodshoofdaapjes. Baardsaki’s gebruiken een verscheidenheid aan bomen om te slapen en keren niet elke nacht naar dezelfde slaapplaats terug.

Een interessant gedrag wat is waargenomen is het bijeen kruipen. Hierbij gaan twee of meer dieren dicht bij elkaar staan of omhelzen ze elkaar. Dit gedrag is een reactie op bedreigende situaties zoals het vermijden van predatie, en het zich verdedigen. Ondersteund door alarmroepen, tjilpende geluiden en het kwispelen met de staart duren deze periodes gemiddeld 23 seconden. Interessant is dat dit voornamelijk wordt gedaan door twee mannetjes (62%), terwijl het niet is waargenomen bij twee vrouwtjes. Bij 38% van de waarnemingen gaat het om een mannetje en vrouwtje die bij elkaar kropen en in 16% van de gevallen zijn er jongen bij betrokken, meestal vanwege een band met een vrouwtje.

Baardsaki’s communiceren met het maken van geluiden en lichaamstaal. Zoals het geval is met veel apen die in bomen leven, is het maken van geluiden een belangrijke manier om in een omgeving met vaak beperkt zicht bij elkaar te blijven. Een zwak tjilpen wordt geassocieerd met eten en voldoening, en schrille geluiden werden waargenomen toen een groep overvloedig aanwezige seizoensgebonden rupsen at, in het oostelijke Braziliaanse Amazoneregenwoud. Een hoge toonfluit, beginnend als een scherp, doordringende fluitsignaal, dat ongeveer een seconde duurt en dan stopt, dient als een contactsignaal terwijl een meer intense versie als een alarmoproep dient. Een schelle vogelachtige huil wordt gemaakt als ze gestoord worden. Spinnende geluiden worden gemaakt door de vrouwtjes voorafgaand aan het paren en door mannetjes tijdens het paren.

Het zwiepen van de staart wordt beschouwd als een teken van opwinding en als een stil contactsignaal.

Predatie

Baardsaki’s vermijden predatie grotendeels doordat ze in de hoogste niveaus van het bladerdak van het bos leven. Het met vier poten springen is ook een nuttig mechanisme om roofdieren te vermijden, waardoor een snelle en moeilijk te volgen ontsnapping mogelijk wordt. Harpijadelaars, jaguars en mensen zijn de belangrijkste predatoren van baardsaki’s.

Voortplanting in de natuur

Over de voortplanting in het wild van baardsaki’s is momenteel weinig bekend. Ze leven voornamelijk in sociale groepen die uit meerdere mannetjes en vrouwtjes bestaan. Monogame groepen zijn zelden waargenomen.

De paring is voornamelijk in gevangenschap waargenomen, terwijl dit ook nog tussen een vrouwtje van een witneussaki en een mannetje van een baardsaki was, wat een hybride nakomeling opleverde. Hier werd waargenomen dat het anogenitale gebied van het vrouwtje helderrood werd om duidelijk te maken dat ze geslachtsrijp was. Ze ging voor het mannetje liggen om duidelijk te maken dat ze bereid was om te paren door haar rode kleur te tonen. Ze maakte hierbij spinnende geluiden, vergelijkbaar met de geluiden die tijdens de paring door het mannetje werden gemaakt. Uit deze waarnemingen bleek de draagtijd vier tot vijf maanden te bedragen.

De geboortes lijken plaats te vinden aan het begin van het regenseizoen, in december of januari. Dit valt samen met het begin van het vruchtseizoen van verschillende belangrijke soorten Eschweilera-bomen die door baardsaki’s als voedselbron worden gebruikt. Het grootste deel van de ouderlijke zorg komt van de moeder. De reactie van een mannetje op het geroep van zijn jong in gevangenschap toonde een niveau van bezorgdheid dat zich in het wild zou kunnen vertalen naar bescherming vóór het spenen. Aangezien het echter om waarnemingen van een hybride jong ging en in gevangenschap de dieren gedwongen zijn tot een nauw contact, hoeft dit niet per se juist te zijn. De moeder verzorgt het jong en draagt het totdat het na 2 tot 3 maanden gespeend is. Hierna blijft het jong zich aangetrokken voelen tot de moeder en zoekt het bescherming bij haar wanneer het geschrokken is.

Baardsaki’s zijn na vier jaar geslachtsrijp en kunnen in de natuur 18 jaar worden.

Bedreiging

Baardsaki’s zijn bedreigd door toedoen van de mens door de jacht voor het vlees en de staarten, die naar verluidt als stofdoeken worden gebruikt, houtkap en andere verstoringen zoals de bouw van een waterkrachtcentrale en belangrijke snelwegen. In de CITES-bijlagen staan beide ondersoorten onder appendix II sinds 1977. Op de Rode Lijst van de IUCN wordt deze diersoort als ernstig bedreigd beschouwd. Het creëren van beschermde gebieden kan de vooruitzichten voor populaties baardsaki’s verbeteren.

Bronnen:

Chiropotes satanas

NaamBaardsaki
KlasseMammalia (zoogdieren)
OrdePrimates (Primaten)
FamiliePitheciidae (Sakiachtigen)
GeslachtPithecia (Saki’s)
SoortChiropotes satanas
Kop-romplengte ♂40 – 48 cm
Kop-romplengte ♀38 – 41 cm
Staartlengte ♂40 – 42 cm
Staartlengte ♀37 – 42 cm
Gewicht ♂2.2 – 4.0 kg
Gewicht ♀1.9 – 3.3 kg
PaartijdJuli – september 
ParingsintervalJaarlijks
Draagtijd4 – 5 maanden
Nest
GeboorteDecember – januari
Geboortegewicht 
Aantal jongen1 jong
Spenen2 – 3 maanden
Geslachtsrijp man4 jaar
Geslachtsrijp vrouw4 jaar
Levensduur18 jaar
Voeding in de natuurOnrijpe zaden, onrijp fruit, rijp fruit, bloemen, bladstengels en geleedpotigen
LeefgebiedGroot deel van het noorden van het Amazonegebied en de Guyana’s. 
Groep/solitairGroepen
Fokprogramma
CITESAppendix II (04/02/1977)
EU ListingAnnex B (04/02/2017)
IUCNErnstig bedreigd (CR)

Ontdek meer van zoo-dieren.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven