Beschrijving van de Bengaalse tijger
Leefgebied
De Bengaalse tijger komt voor in West-Myanmar en op het Indische subcontinent, in Bhutan, Nepal en Zuid-China, Bangladesh en India. Hij leeft hier in de vochtige regenwouden, moessonwouden, bamboebossen en savannes die begroeid zijn met hoog gras en bomen, in waterrijke gebieden als moerassen, in mangroves en in rivierbossen. Hij komt zowel in het laagland als in de bergen voor, tot in de Himalaya, waar hij leeft in bladverliezende bossen.
Uiterlijk
De vacht van de Bengaalse tijger is oranjebruin tot oranjegeel met verticale bruine tot zwarte strepen. Dit strepenpatroon verschilt in aantal, dikte en vertakkingen per individu. De buikzijde, de wangen en het gebied rond de ogen zijn wit. Ook bestaan er “witte tijgers”, met een geheel roomwitte vacht waarop het streeppatroon ligt. Het betreft hier een autosomaal recessief gen dat de aanmaak en distributie in de haarschacht van feomelanine onderdrukt waardoor de rode en gele pigmenten niet tonen in de vacht en enkel de eumelanine-pigmenten die het donkere streeppatroon geven te zien zijn op een lichte ondergrond. Deze kleurvariëteit is zeer zeldzaam in het wild, maar een populaire attractie in gevangenschap, en zij wordt regelmatig gehouden in dierentuinen, waaronder in Dierenpark Amersfoort. Alle witte tijgers stammen af van één individu. Ook bestaan er geheel zwarte dieren, waarbij het dominante gen A, dat verantwoordelijk is voor het tonen van het agouti-streeppatroon, ontbreekt. Maar zulke dieren zijn zeer zeldzaam.
De schofthoogte van de Bengaalse tijger is ongeveer 100 à 110 centimeter. Mannetjes hebben een kop-romplengte van 270 tot 310 centimeter en een lichaamsgewicht van 180 tot 258 kilogram, vrouwtjes hebben een kop-romplengte van 240 tot 265 centimeter en een lichaamsgewicht van 100 tot 160 kilogram. De Bengaalse tijgers die in de Sundarbans voorkomen zijn echter kleiner en aanzienlijk lichter; drie vrouwtjes wogen gemiddeld 76,7 kilogram, zo bleek uit onderzoek dat werd uitgevoerd door onderzoekers van de University of Minnesota en het Bangladesh Forest Department.
Voortbeweging
Tijgers kunnen goed zwemmen en begeven zich regelmatig in het water. Ze klimmen, maar zelden in bomen, en lijken niet in staat om in verticale boom te klimmen.
Wetenswaardigheden
- Bengaalse tijgers hebben uitzonderlijk stevige tanden. De hoektanden zijn het langst van alle levende katachtigen en zijn 7,5-10 cm lang.
Voedsel in de natuur
Hij jaagt onder andere op herten als sambars, barasingaherten en axisherten, varkens, antilopes, apen als hoelmans, runderen als waterbuffels en gaurs en zelfs jonge olifanten. Soms worden ook gavialen, pythons en kleinere prooidieren als kikkers, hagedissen, schildpadden, kleine slangen, vissen, krabben, termieten en sprinkhanen gegrepen. Een geliefd, maar gevaarlijk prooidier is het witstaartstekelvarken (Hystrix indica). Zijn stekels kunnen dodelijke infecties veroorzaken. In de Sundarbans, het enige gebied waar tijgers nooit zijn bejaagd, zijn menseneters relatief algemeen. De prooi wordt eerst tot dichtbij beslopen, en wordt daarna besprongen en in de nek, schouders of rug gebeten. Prooidieren worden nog in het water achtervolgd. De prooi wordt over het algemeen bij het water opgegeten.
Gedrag
De Bengaalse tijger jaagt voornamelijk ’s nachts en in de schemering. Overdag zoekt hij meestal de schaduw op, vooral in het warme seizoen. Hij blijft dan in het algemeen in de buurt van water onder dichte vegetatie of bomen.
De Bengaalse tijger is een solitair dier dat zijn territorium verdedigt tegen andere tijgers van hetzelfde geslacht. Enkel in de paartijd (in april en mei, en in oktober en november) trekken een mannetje en een vrouwtje enkele dagen met elkaar op.
Het territorium van een mannetje overlapt de gebieden van meerdere vrouwtjes met wie hij paart. Het territorium wordt afgebakend met urine en ontlasting en door op bomen, struiken en rotswanden te schrapen.
Voortplanting in de natuur
Mannetjes worden na 4-5 jaar geslachtsrijp en vrouwtjes na 3-4 jaar. Na een draagtijd van 104-106 dagen worden 1-4 welpen geboren. Het nest is gelegen in hoog gras, dichte vegetatie of in grotten. Pasgeboren welpen wegen 780 tot 1600 gram en hebben een dikke wollige vacht. Bij de geboorte zitten de ogen en de oren nog dicht. De melktanden beginnen ongeveer 2-3 weken na de geboorte te groeien en worden geleidelijk aan na 8½ – 9½ week vervangen door het permanente gebit.
De welpen worden 3-6 maanden gezoogd waarna ze kleine hoeveelheden vast voedsel beginnen te eten. Wanneer de jongen 5-6 maanden oud zijn beginnen ze hun moeder te volgen op haar jachtexpedities. Op een leeftijd van 2-3 jaar beginnen ze zich af te scheiden van de groep op zoek naar een plek waar ze hun eigen grondgebied kunnen vestigen. Jonge mannetjes vestigen zich verder van het grondgebied van hun moeder af dan jonge vrouwtjes.
Een Bengaalse tijger in een nationaal park in Nepal is vijftien jaar oud geworden.
Bedreiging
De Bengaalse tijger wordt met uitsterven bedreigd door het verdwijnen van zijn leefomgeving en door stropers. Tijgers worden niet alleen voor hun vacht gedood, maar ook voor de bereiding van diverse traditionele Oost-Aziatische medicijnen. In de negentiende eeuw waren jachtpartijen op de tijger een belangrijke manier van tijdverdrijf voor Indiase maharadja’s. De maharadja trok met een stoet olifanten en personeel de jungle in om op zoek te gaan naar tijgers en deze neer te schieten. Deze tijgerjachten bereikten tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog een hoogtepunt, toen hooggeplaatste Britten eveneens op deze manier gingen jagen.
De Bengaalse tijger is nu een beschermde diersoort en is het nationale dier van zowel India als Bangladesh. In India werd de jacht op de tijger en de handel in huiden in 1970 verboden, ten tijde van de regering van Indira Gandhi. Ook zijn er sinds “Operatie Tijger” in 1973 verscheidene natuurreservaten opgericht om de tijger te beschermen. De tijgerpopulatie van India bestaat nu uit zo’n 2226 dieren (cijfers van 2013; 1706 in 2010, 3700 in 2002 en 5000 in 1970), en de totale populatie, eind 2009, waarschijnlijk uit zo’n 3200 exemplaren (ongeveer 2500 in 1979). In de Sundarbans, een mangrovebos rond de delta van de Ganges, op de grens van India en Bangladesh, leven zo’n 270 tijgers aan Indiase zijde en ongeveer 400 in Bangladesh.
Studies van het WWF geven aan dat de Bengaalse tijger een soort is die onder sterke druk staat van de opwarming van de Aarde. Als de zeespiegel langs de Bengaalse kust ten opzichte van het jaar 2000 met 28 centimeter stijgt, zoals wordt voorspeld, dreigt 96% van het leefgebied van de Bengaalse tijgers in de Sundarbans te verdwijnen.
Sterke afname in India
In 2007 werd duidelijk dat het aantal tijgers in India sterk is afgenomen, vooral buiten de reservaten. Van zo’n 3700 exemplaren in 2000-2001 naar 1411 specimen in 2006, is het aantal tijgers dus sterk afgenomen. Lange tijd heeft de Indiase regering de cijfers verdraaid. Zo zouden er al een lange tijd geen 3000 tijgers meer zijn, hoewel de overheid het tegendeel beweerde. Experts beweren dan ook dat er momenteel nog maar 750 tijgers over zijn in heel India.
Bronnen
- IUCN: Chundawat, R.S., Khan, J.A. & Mallon, D.P. 2011. Panthera tigris ssp. tigris. The IUCN Red List of Threatened Species 2011: e.T136899A4348945. https://www.iucnredlist.org/species/136899/4348945 Accessed on 3 March 2015.
- Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Bengaalse_tijgerAccessed 3 March 2015.
- EOL: Michаel Frаnkis, Cyndy Parr, Dana Campbell, Bob Corrigan, Robert Hole, Jr “Panthera tigris tigris” Encyclopedia of Life, available from https://eol.org/pages/1240403 Accessed 3 March 2015.
Panthera tigris tigris
Naam | Bengaalse tijger |
Klasse | Mammalia (Zoogdieren) |
Orde | Carnivora (Roofdieren) |
Familie | Felidae (Katachtigen) |
Geslacht | Panthera |
Soort | Panthera tigris tigris |
Kop-romplengte ♂ | 2.70 – 3.10 m |
Kop-romplengte ♀ | 2.40 – 2.65 m |
Gewicht ♂ | 180 – 258 kg |
Gewicht ♀ | 100 – 160 kg |
Schofthoogte | 1.00 -1.10 m |
Paartijd | Het hele jaar door; piek november – februari |
Paringsinterval | 3 – 4 jaar |
Draagtijd | 96 – 111 dagen |
Nest | In hoog gras, dichte vegetatie of in grotten |
Geboorte | Het hele jaar, voornamelijk december en april |
Geboortegewicht | 780 – 1600 gr. |
Aantal jongen | 1 – 6 welpen |
Spenen | 90 – 100 dagen |
Geslachtsrijp ♂ | 4 – 5 jaar |
Geslachtsrijp ♀ | 3 – 4 jaar |
Levensduur | 10-20 jaar, in het wild 8-10 jaar |
Voeding in de natuur | Herten, varkens, antilopes, apen, runderen, jonge olifanten, witstaartstekelvarken, pythons, kikkers, hagedissen, schildpadden, kleine slangen, vissen, krabben, termieten en sprinkhanen gegrepen. |
Leefgebied | West-Myanmar en op het Indische subcontinent, in Bhutan, Nepal en Zuid-China, Bangladesh en India |
Groep/solitair | Solitair |
Fokprogramma | |
CITES | Appendix I (22/10/1987) |
EU Listing | Annex A (04/02/2017) |
IUCN | Bedreigd (EN) |
Ontdek meer van zoo-dieren.nl
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.