Bruine kapucijnaap

Beschrijving van de bruine kapucijnaap

Leefgebied

De bruine kapucijnaap leeft in Zuid-Amerika, ten oosten van de Andes in Colombia en Venezuela tot in Paraguay en Noord-Argentinië. De soort komt voor in een grote verscheidenheid aan bostypen, voornamelijk in het tropisch regenwoud, tot op een hoogte van 2700 meter. Ook in meer open bos komt hij voor, waar hij zich door open veld over de grond voortbeweegt om van boom naar boom te gaan. De soort waagt zich zelden op de cerrado’s en savannes.

Het verspreidingsgebied overlapt met dat van andere soorten kapucijnapen, zoals de witschouderkapucijnaap. In dergelijke gevallen is er minder overlap in dieet tussen de soorten. 

Uiterlijk

De bruine kapucijnaap is steviger dan de andere kapucijnapen, met een ruwere vacht en een kortere, dikkere staart en ledematen. Op het voorhoofd staat een bos of rij lange, verharde haren, die rechtop kan worden gezet als een soort “pruik”. Hij heeft een grijzig bruine vacht. De buik is lichter en de handen en voeten zijn zwart. Het gezicht is lichter van kleur, en omgrensd door een zwarte kap en bakkebaarden. De staart is sterk en kan als grijpstaart gebruikt worden.

Mannetjes zijn meestal groter dan vrouwtjes. Een volwassen mannetje heeft meestal een kop-romplengte van 32 tot 56,5 centimeter, een staartlengte van 38 tot 56 centimeter en een lichaamsgewicht van 1,9 tot 4,8 kilogram, een volwassen vrouwtje heeft meestal een kop-romplengte van 33 tot 48 centimeter, een staartlengte van 38 tot 47 centimeter en een lichaamsgewicht van 1,9 tot 3 kilogram. 

Voortbeweging

Ze springen van boomtak naar boomtak. Maar als de bomen te ver uit elkaar staan lopen ze over de grond om de volgende boom te bereiken.

Wetenswaardigheden

  • Van deze apensoort is bekend dat ze harde voorwerpen als stenen als gereedschap gebruikt om noten mee open te breken. Hierbij legt hij de noot op een grote, platte steen, waarna hij met een kleinere steen net zo lang op de noot slaat totdat deze breekt.
  • Verder gebruiken ze voorwerpen om water op te scheppen en stokken om naar noten te graven.

Voedsel in de natuur

Bruine kapucijnapen foerageren in groepen. Als een groepslid voedsel heeft gevonden, slaakt hij een hard fluitend geluid, waarop de andere dieren naar hem toe komen. De opbouw van de groep is zeer georganiseerd en wordt bepaald door de rangschikking in de hiërarchie. Het dominante mannetje bevindt zich meestal vlak achter de voorhoede van de groep, waar het zowel veilig is (dieren in het midden zijn meer beschermd tegen aanvallen van predatoren) als voldoende voedsel te vinden is. Hij bietst daarbij het voedsel dat door de voorhoede wordt ontdekt. De voorhoede bestaat meestal uit hogergeplaatste vrouwtjes die worden getolereerd door het dominante mannetje, en hun oudere nakomelingen. De voorhoede heeft de beste toegang tot voedsel, maar is ook het kwetsbaarst voor aanvallen van roofdieren. De achterhoede bestaat uit ondergeschikte mannetjes en vrouwtjes. Het dominante mannetje kan zeer agressief worden tegen deze dieren en zij proberen hem zo veel mogelijk te mijden.

Bij voedselschaarste eten het dominante mannetje en de apen die het dichtst bij hem staan het eerst  terwijl ondergeschikte dieren moeten wachten tot zij klaar zijn. 

Naast noten eet hij vruchten, insecten, larven, eieren en jonge vogeltjes, en kikkers, hagedissen en zelfs vleermuizen.

Gedrag

De bruine kapucijnaap is een dagactieve, in bomen wonende soort. Vaak waagt hij zich ook op de grond, om te zoeken naar voedsel of om afstanden af te leggen tussen verder staande bomen. ’s Nachts verblijft de kapucijnaap in een holle boom of tussen dichte takken.

De bruine kapucijnaap leeft alleen of in groepen van twee tot twintig dieren. Vaak heeft de groep slechts één volwassen mannetje, maar gemengde groepen met meerdere mannetjes komen ook voor. Eén mannetje is dominant. Hij duldt slechts enkele apen, voornamelijk jongere dieren en enkele vrouwtjes. Praktisch alle jongen binnen een groep zijn nakomelingen van het dominante mannetje, alhoewel ook andere mannetjes binnen een groep met de vrouwtjes paren.

Anders dan enkele andere kapucijnapen heeft een groep bruine kapucijnapen geen territorium. Woongebieden overlappen meestal en verscheidene groepen worden regelmatig naast elkaar aangetroffen. Deze apen zetten geuren af door hun handen in te wrijven met urine en dit vervolgens op hun vacht te smeren. Dit is ook een manier van mannetjes om duidelijk te maken dat ze geslachtsrijp zijn. De bruine kapucijnaap verzorgt zijn vacht regelmatig en zorgvuldig. Maar de aapjes verzorgen ook elkaars vacht.

Bruine kapucijnapen kunnen vrij oud worden. Een dier werd in gevangenschap meer dan 40 jaar oud. De belangrijkste natuurlijke vijanden van de kapucijnaap zijn grotere roofvogels. Ze zijn zo op hun hoede voor roofvogels dat ze zelfs alarm slaan bij ongevaarlijke vogels. 

Predatie

Bekende predatoren zijn grote roofvogels zoals havikachtigen.

Voortplanting in de natuur

Hoewel de meeste geboortes tijdens het droogteseizoen of vroeg in het regenseizoen plaatsvinden, lijken ze geen bepaalde voortplantingsperiode te hebben.

Vrouwtjes paren bij voorkeur met het dominante mannetje. Andere mannetjes krijgen een kans om te paren wanneer het dominante mannetje niet aanwezig is. Tijdens de laatste twee dagen van de vruchtbaarheidsperiode van het vrouwtje zorgt het dominante mannetje ervoor dat zij niet kan paren met ondergeschikte mannetjes.

Na een draagtijd van 180 dagen wordt één jong geboren, zelden een tweeling. Het weegt bij de geboorte ongeveer 200 tot 250 gram. De vrouwtjes verzorgen de jongen. De jongen klampen zich de eerste paar maanden vast aan de vacht van de moeder. Als een jong gescheiden wordt van de moeder zullen andere vrouwtjes te hulp schieten. De zoogtijd duurt ongeveer negen maanden. Pas na zeven jaar wordt het mannetje geslachtsrijp, wat vrij laat is voor een primaat van zijn grootte. Vrouwtjes zijn na 4 jaar geslachtsrijp. Mannetjes die geslachtsrijp zijn verlaten de groep.

Bedreiging

De bruine kapucijnaap is vrij algemeen en niet bedreigd.

Bronnen:

Sapajus apella

NaamBruine kapucijnaap
KlasseMammalia (Zoogdieren)
OrdePrimates (Primaten)
FamilieCebidae (Kapucijnapen, doodshoofdaapjes en klauwaapjes)
GeslachtSapajus
SoortSapajus apella (Cebus apella)
Grootte man32-56.5 cm
Grootte vrouw33-48 cm
Staartlengte man38-56 cm
Staartlengte vrouw38-47 cm
Gewicht man1.9-4.8 kg
Gewicht vrouw1.9-3.8 kg 
PaartijdHet hele jaar door
Paringsinterval22 maanden
Draagtijd180 dagen 
Nestjongen worden op de rug van de moeder gedragen 
GeboorteHet hele jaar. Piek in het droogte seizoen en het begin van het regenseizoen. 
Geboortegewicht200-250 gram
Aantal jongen1 jong (zelden tweeling) 
Spenen9 maanden 
Geslachtsrijp man7 jaar 
Geslachtsrijp vrouw4 jaar 
Levensduur40 jaar in het wild
Voeding in de natuurNoten, vruchten, insecten, larven, eieren en jonge vogeltjes, en kikkers, hagedissen en zelfs vleermuizen.
LeefgebiedIn Zuid-Amerika ten oosten van de Andes in Colombia en Venezuela tot Paraguay en Noord-Argentinië. 
Groep/solitairLeeft alleen of in kleine groepjes
Fokprogramma– 
CITESAppendix II (04/02/1977)
EU ListingAnnex B (04/02/2017)
IUCNNiet bedreigd (LC)

Ontdek meer van zoo-dieren.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven