Ceylonhoelman

Beschrijving van de Ceylonhoelman

Leefgebied

De Ceylonhoelman komt wijd verspreid voor in het zuiden van India en Sri Lanka. Ze leven in droge, tropische en altijd groenblijvende bossen, in droge bladverliezende bossen en aan de kust gelegen bossen, tuinen, rondom tempels op Sri Lanka en in gecultiveerde gebieden. In India komen ze tot op een hoogte van 1200 m voor en op Sri Lanka tot 500 m. Ceylonhoelmans zijn boombewonende en gedeeltelijk op de grond levende, blad- en fruitetende dagdieren. In het zuiden van India hebben deze dieren weinig interactie met mensen.

Uiterlijk

De Ceylonhoelman kent twee ondersoorten. De ondersoort Semnopithecus Priam Thersites leeft in Sri Lanka en in het zuiden van de West-Ghats bergketen in het westen van India en de ondersoort Semnopithecus Priam Priam leeft in de deelstaten Andhra Pradesh en Tamil Nadu in respectievelijk het oosten en zuiden van India.

Ceylonhoelmans zijn grotendeels grijs met een zwart gezicht, wenkbrauwen en oren. Naarmate ze ouder worden zijn deze kleuren donkerder. De buik is lichtgrijs. Ze hebben een korte witachtige baard en witte bakkebaarden. De haren bovenop de kruin vormen een aparte puntige kuif of kam. De handen en voeten hebben dezelfde kleur als de ledematen.

De lichaamslengte van een mannetje bedraagt 51 tot 71 cm en die van een vrouwtje 40 tot 68 cm. De staartlengte is 75 tot 90 cm. Een volwassen mannetjes weegt gemiddeld 18 kg en een vrouwtje gemiddeld 11 kg. Mannetjes zijn dus groter dan vrouwtjes.

Voortbeweging

Ceylonhoelmans lopen meestal op vier poten. De helft van hun tijd brengen ze op de grond door en de andere helft in bomen. Ze kunnen ook op twee poten huppelen en met hun lichaam rechtop klimmen en dalen en tevens grote sprongen maken. Ze kunnen een horizontale sprong van 3,7 tot 4,6 m maken en 10,7 tot 12,2 m naar beneden springen. 

Wetenswaardigheden

  • In het eten van Ceylonhoelmans zit de schadelijke stof strychnine. Door gom van de Sterculia urens te eten kunnen ze schadelijke effecten tegengaan. Deze gom wordt in Engeland als laxeermiddel verkocht.
  • Grote groepen worden geleid door een dominant paartje, terwijl kleine groepen worden geleid door alleen een alfamannetje.
  • Een dominant mannetje is gemiddeld maar 18 maanden de baas.
  • Ceylonhoelmans en axisherten leven vaak bij elkaar en waarschuwen elkaar wederzijds als er gevaar dreigt.

Voedsel in de natuur

Ceylonhoelmans zijn voornamelijk bladeters die graag alles eten wat vegetarisch is. Ze eten ook vruchten en zaden waarbij ze voornamelijk droge vezelige vruchten in plaats van rijpe vleesachtige vruchten eten. De Ceylonhoelmans in Sri Lanka eten bladeren van de Drypetes sepiaria, Dimocarpus longan, Ficus microcarpa, Holoptelea integrifolia en vruchten en zaden van de Hydnocarpus venenata, Ficus arnottiana en de Macaranga peltata

Soms kunnen groepen in de buurt van de waterlichamen worden waargenomen, waar ze zaden van de Nelumbo nucifera eten. Wanneer ander voedsel minder overvloedig aanwezig is eten ze ook Insecten en groenblijvende bladeren. Wanneer er helemaal geen ander voedsel voorradig is, wordt ook schors gegeten. Het voedsel van Ceylonhoelmans is rijk aan strychnine, wat schadelijk kan zijn voor dieren. Daarom eten ze gewoonlijk gom van de Sterculia urens om de schadelijke effecten tegen te gaan. Deze gom wordt in Engeland verkocht als laxeermiddel bekend onder de naam Normacol.

Gedrag

Over het algemeen zijn Ceylonhoelmans schuwe dagdieren die gedeeltelijk in bomen en gedeeltelijk op de grond leven. Alleen wanneer er geen gevaar dreigt zijn ze op de grond te vinden. Ze komen echter ook voor in stedelijke gebieden, tuinen en grote fruitbomen zoals de Mangifera indica en Artocarpus heterophyllus. Ceylonhoelmans blijven voornamelijk in hetzelfde territorium.

Een groep bestaat uit ongeveer 20 tot 50 dieren. Grote groepen worden geleid door een dominant paartje, terwijl kleine groepen worden geleid door alleen een alfamannetje.

In het Mudumalai National Park komen bij hoelmans drie soorten groepen voor:

  • Groepen met één mannetje. Deze groepen bestaan uit één volwassen mannetje, enkele vrouwtjes en hun nageslacht.
  • Groepen met meerdere mannetjes. Deze groepen bestaan uit mannetjes en vrouwtjes van alle leeftijden.
  • Groepen met alleen mannetjes. Dit zijn vaak de kleinste groepen die bestaan uit volwassenen, halfvolwassenen en jongen. Er zijn aanwijzingen dat deze groepen een tijdelijk karakter hebben en alleen voorkomen in een overgangsperiode na een overname in de paartijd en al snel weer opgesplitst worden in groepen met één mannetje en groepen met meerdere mannetjes.

In alle soorten groepen komt een sociale hiërarchie voor. In de groepen met alleen mannetjes, wordt de dominantie bepaald door het afzetten van een ander lid, achtervolgingen, gevechten, voortplantingssucces en intimidatie. Bij geslachtsrijpe vrouwtjes, wordt de hiërarchie bepaald op basis van fysieke conditie en leeftijd. De jongste vrouwtjes zijn de hoogste in de hiërarchie en ze zakken in rang als ze ouder worden. Tussen hooggeplaatste dieren in een groep komt vaak agressief en onderdanig gedrag voor.  De meeste veranderingen in de sociale rangorde bij mannetjes hebben te maken met de komst het vertrek van mannetjes. Een volwassen mannetje blijft gemiddeld 45 maanden in een groep met één mannetje.

De vrouwtjes binnen een groep zijn langs de vrouwelijk lijn verwant. De samenstelling van de vrouwtjes binnen een groep is stabiel, maar in mindere mate in grotere groepen. Relaties tussen de vrouwtjes zijn meestal vriendelijk. Zij eten, bewegen en rusten samen en omhelzen elkaar als begroeting. Vrouwtjes uit verschillende lagen van de hiërarchie verzorgen elkaar. Vrouwtjes met een hogere status geven en ontvangen echter meer verzorging dan lagergeplaatste vrouwtjes. Daarnaast verzorgen vrouwtjes de mannetjes meer dan andersom.

Terwijl vrouwtjes in hun geboortegroep blijven, verlaten mannetjes deze wanneer ze volwassen zijn waarna deze vrijgezelle groepen vormen. Deze groepen zullen dan een bestaande leider aanvallen om zijn groep te kunnen overnemen. Alle nakomelingen van dat afgezette mannetje worden dan gedood.

Relaties tussen groepen hebben de neiging agressief te zijn. Hooggeplaatste mannetjes uit verschillende groepen laten machtsvertoon zien, maken lawaai en vechten onderling.

Ceylonhoelmans communiceren op veel verschillende manieren zoals geblaf, gegrom, geschreeuw, gefluit en gehuil. Ze laten kuchend geluid horen in geval van spanning en gefluit wanneer ze het contact met de groep verloren hebben. Door het uitstekende gezichtsvermogen van Ceylonhoelmans en omdat ze in toppen van hoge bomen zitten kunnen ze roofdieren gemakkelijk waarnemen. Onderzoekers hebben opgemerkt dat ze vaak in de buurt van kuddes axisherten gaan zitten en hen waarschuwen wanneer er een roofdier nadert. Daarnaast laten de Ceylonhoelmans vaak fruit uit de bomen vallen wat de axisherten dan opeten. In ruil daarvoor maakt het uitstekende reukvermogen van de axisherten het mogelijk om roofdieren vroeg op te sporen en om de Ceylonhoelmans te waarschuwen dat er iets nadert.

Predatie

De belangrijkste predatoren van Ceylonhoelmans zijn luipaarden en zwarte arenden. Jongen dieren worden af en toe aangevallen door tijgers, Aziatische wilde honden, grijze wolven, moeraskrokodillen en Indische rotspythons. 

Voortplanting in de natuur

In elke groep mogen alleen de dominante mannetjes paren met de vrouwtjes. Mannetjes met een lagere status moeten stiekem wegglippen om de kans te krijgen om met een vrouwtje te paren.

Na een draagtijd van zes maanden wordt slechts één jong geboren en in uitzonderlijke gevallen twee. Na de geboorte zijn de nakomelingen ongeveer 3 maanden afhankelijk van de moeder wat betreft voeding en bescherming. Mannetjes brengen hun tijd door met het zoeken naar voedsel, het wedijveren met naburige alfamannetjes en het beschermen van de groep. Vrouwtjes brengen de tijd door met het voeden, verzorgen en zelfs spelen met de jongen. 

Bedreiging

Ceylonhoelmans zijn door de IUCN geclassificeerd als Bijna Bedreigd, want hoewel deze soort in een paar leefgebieden in Karnataka en Tamil Nadu veilig is, is er een aanzienlijke daling van de aantallen in Andhra Pradesh en Sri Lanka ten gevolge van in een groot deel van het leefgebied wijdverspreid habitatverlies en jacht. In de afgelopen drie generaties is het aantal dieren met 50% afgenomen.

Bronnen

Semnopithecus priam

NaamCeylonhoelman
KlasseMammalia (zoogdieren)
OrdePrimates (Primaten)
FamilieCercopithecidae (Apen van de Oude Wereld)
GeslachtSemnopithecus
SoortSemnopithecus priam
Kop-romplengte man51 – 78 cm
Kop-romplengte vrouw40 – 68 cm
Staartlengte75 – 90 cm
Gewicht manGemiddeld 18 kg
Gewicht vrouwGemiddeld 11 kg
PaartijdZowel het hele jaar door als een paringsseizoen
Paringsinterval 
Draagtijd6 – 7 maanden
NestJong houdt zich aan vacht moeder vast
GeboorteZowel het hele jaar door als een paringsseizoen 
Geboortegewicht500 gram
Aantal jongen1 jong (soms 2 jongen)
Spenen13 maanden
Geslachtsrijp man4 – 5 jaar
Geslachtsrijp vrouw3 – 4 jaar
Levensduur in het wild20 jaar
Levensduur in gevangenschap25 jaar
Voeding in de natuurBladeren, fruit, zaden insecten, schors
LeefgebiedHet zuiden van India en Sri Lanka
Groep/solitairGroep
Fokprogramma EAZA
CITESAppendix I (01/07/1975)
EU ListingAnnex A (26/11/2016)
IUCNBijna bedreigd (NT)

Ontdek meer van zoo-dieren.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven