Beschrijving van de Ceylonkroonaap
Leefgebied
De Ceylonkroonaap komt alleen voor op Sri Lanka. Hij leeft in een verscheidenheid van biotopen en leven in alle soorten bossen tot op 2100 m hoogte. De soort bomen en de grootte van de bomen variëren per gebied. Het belangrijkste is de aanwezigheid van drinkwater. Daarom komen Ceylonkroonapen niet voor op het noordelijke schiereiland Jaffna en ook niet in delen van het zuiden van Sri Lanka.
Troepen Ceylonkroonapen komen algemeen voor in de Culturele Driehoek, waar veel oude tempels liggen. Daarom hebben ze de bijnaam “Temple Monkey” gekregen.
Doordat ze in afzonderlijke regio’s leven kunnen verschillende ondersoorten worden onderscheiden.
- De ondersoort Macaca sinica sinica leeft in het noorden en oosten van Sri Lanka. In dit gebied zijn veel kleine bomen en valt er slechts één meter neerslag per jaar.
- De ondersoort Macaca sinica aurifrons leeft in de altijd groene bossen in het zuidwesten van Sri Lanka. Deze regio heeft meer dan drie meter neerslag per jaar.
- De ondersoort Macaca sinica opisthomelas, die onlangs is geïdentificeerd als een aparte ondersoort, kan worden aangetroffen in het zuidwestelijke gebied van het centrale bergland tussen de districten Ratnapura en Nuwara Eliya.
Uiterlijk
Ceylonkroonapen zijn de kleinste soort makaken. Op de rug hebben ze een goudbruine vacht en op de buik witte haren. Deze witte vacht loopt door tot de wangen en het gebied rond de oren. De oren zelf en de lippen zijn zwart. Bovenop de kop zitten kleine plukjes haar wat op een hoofddeksel lijkt. De hoeveelheid haar bovenop de kop verschilt per regio binnen hun leefgebied. Ze hebben zeer grote oren waarvan de lengte 9% van de kop-romplengte bedraagt.
Zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben een lange staart die aan de rugzijde donker van kleur is en aan de buikzijde licht. Ceylonkroonapen mogen dan de kleinste soort makaken zijn, de staart is één van de langste ten opzichte van hun lichaamsgrootte en is iets langer dan de kop-romplengte.
Ceylonkroonapen hebben gespierde wangzakken die tijdens het foerageren worden gebruikt om voedsel in op te slaan. Deze zakken zijn bekleed met slijm en spieren die dienen voor het in de mond terugduwen van het voedsel. Ze hebben tweeëndertig tanden. Hun tandformule is 2/2, 1/1, 2/2, 3/3 (snijtanden, hoektanden, voorkiezen en kiezen, boven/onder). De hoektanden van een mannetje zijn groter dan die van een vrouwtje.
Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes en zijn later volgroeid. De kop-romplengte van vrouwtjes is ongeveer 40 cm en die van mannetjes ongeveer 47,5 cm.
Voortbeweging
Ceylonkroonapen leven voornamelijk in bomen en gebruiken dan alle vier hun poten. Op de grond lopen ze op hun tenen. Ze lopen alleen maar op twee poten wanneer ze hun handen vol hebben.
Wetenswaardigheden
- Ceylonkroonapen zijn de kleinste soort makaken, maar ten opzichte van hun lichaamslengte hebben ze de langste staarten.
- Ze hebben speciale wangzakken die worden gebruikt om voedsel op te slaan tijdens het foerageren.
Voedsel in de natuur
Ceylonkroonapen brengen een groot deel van hun tijd door met zoeken naar voedsel in bomen en op de grond. Ze hebben speciale wangzakken die worden gebruikt om voedsel op te slaan tijdens het foerageren. Als er gevaar dreigt tijdens het foerageren stoppen ze het voedsel in hun bek en vluchten ze naar een veilige plek. Eenmaal veilig, eten ze de inhoud op.
Het dieet bestaat voornamelijk uit fruit. Zij eten ook bloesem, knoppen en bladeren uit bomen. In hun leefgebied zijn er 46 verschillende soorten bomen, waarvan slechts 6 niet gebruikt worden als voedsel. Ze eten ook gewassen zoals rijst, cacao, en kokos.
Indien beschikbaar eten ze ook kleine ongewervelde of gewervelde dieren zoals vogels en hagedissen. Hoewel deze geen belangrijke energiebron vormen zijn ze wel een belangrijke bron van eiwitten en besteden ze veel tijd aan het zoeken naar zulke prooien.
Tijdens het droge seizoen is het water wat in het voedsel zit niet voldoende en moeten ze dagelijks uitstapjes maken naar waterbronnen.
Gedrag
Het zijn sociale dieren die groepen vormen van maximaal veertig dieren. Deze groepen blijven meestal lang in stand, maar mannetjes verlaten op laat-jeugdige leeftijd de groep. In de groepen is er een 2 op 1 verhouding tussen vrouwtjes en mannetjes.
Ceylonkroonapen zijn zeer actief en foerageren een groot deel van de dag. Mannetjes en vrouwtjes spelen verschillende rollen in de groepen. Mannetjes leiden de groep en bemoeien zich met de gevechten tussen de jongen. Ze spelen verder geen rol in de opvoeding van jongeren. Vrouwtjes zijn de belangrijkste verzorgers van de jongen en de positie van een vrouwtje in de hiërarchie kan van invloed kunnen zijn op die van haar jongen. Er zitten evenveel volwassen dieren als jongen in een groep. Binnen een groep is er een duidelijke hiërarchie in dominantie, waarbij het oudste mannetje het dominantst is. Deze is gemakkelijk te onderscheiden, want hij is over het algemeen goed verzorgd en gespierd. Na het oudste mannetje volgen halfvolwassen mannetjes, volwassen vrouwtjes en tenslotte de jongen.
Ceylonkroonapen zijn dagdieren die sterk afhankelijk zijn van zicht. Ze kunnen dan ook uitstekend kleuren en diepte zien. Vaak vinden ze voedsel dan ook door zicht in plaats van geur. Net als andere primaten, hebben ze een uitstekende controle over hun handen en voeten. Ook hebben ze een goede duim-wijsvinger motoriek.
Tussen individuen en groepen wordt gecommuniceerd met geluiden. Zo zijn er wel 30 verschillende geluiden waargenomen. Zo maken ze bijvoorbeeld gebruik van een alarmroep om andere leden van de groep voor gevaar te waarschuwen en maken ze weer andere geluiden tijdens het spelen.
Het elkaar verzorgen is een gemeenschappelijke sociale activiteit.
Predatie
Ceylonkroonapen brengen het grootste deel van hun tijd in bomen door waardoor ze minder staan blootgesteld aan roofdieren. Op de grond zijn ze veel voorzichtiger dan in bomen. Als het mogelijk is vermijden ze open plekken. Wanneer ze daar wel zijn, blijven ze in een compacte groep bij elkaar. Als er één gevaar ziet, zal de hele groep naar nabijgelegen bomen vluchten. Als ze schrikken lijken ze soms, wanneer ze in dicht gebladerte zitten, op hun plek te bevriezen.
Om predatie te vermijden slapen in een vork van takken, ver weg van de stam en hoog in een boom waarbij ze gedurende opeenvolgende nachten zelden in dezelfde boom te slapen.
Ze vallen ten prooi aan grote roofdieren die in bomen leven zoals slangen als de tijgerpython en mogelijk grote roofvogels hoewel daar geen meldingen van zijn gedaan. Andere bekende predatoren zijn moeraskrokodillen, luipaarden en Russells adders.
Voortplanting in de natuur
Laat in het zomerseizoen worden geslachtsrijpe vrouwtjes gedurende drie maanden, één keer per maand vruchtbaar. De exacte maand van de paring varieert met de locatie.
Vruchtbare vrouwtjes scheiden uit de schede een prikkelend slijm uit, wat dient als signaal voor potentiële partners dat ze vruchtbaar zijn. Ze paren met meerdere mannetjes en over het algemeen is niet bekend wie de vader van de nakomelingen is. Zodra een paartje bereid is om te paren scheiden ze zich af van de troep, maar vaak worden ze gevolgd door jonge mannetjes die na de paring met het eerste mannetje ook proberen te paren met het vrouwtje. Hoewel er een goed ontwikkelde hiërarchie in dominantie binnen de troep is, paren dominante mannetjes niet frequenter dan andere mannetjes.
De draagtijd bedraagt 5 tot 6 maanden. De jongen worden gespeend na 140 tot 190 dagen en zijn na twee jaar onafhankelijk. De verzorging van de jongen wordt grotendeels door vrouwtjes gedaan. Laat in de zwangerschap is de energiebehoefte van vrouwtjes bijna verdubbeld. Vrouwtjes houden ook toezicht op groepjes jongen die samen aan het spelen zijn. Een moeder biedt bij gevaar bescherming aan haar jong, maar alleen aan haar jongste nakomeling. De jongen leren door naar oudere leden van de troep te kijken. Omdat vaak niet duidelijk is wie de vader is, besteden mannetjes niet veel tijd aan de zorg voor de jongen.
Vrouwtjes zijn na 5 jaar geslachtsrijp en mannetjes na 7 jaar. De maximum leeftijd is het wild bedraagt 30 jaar, maar de verwachte levensduur in het wild is laag ten gevolge van hoge kindersterfte en niet hoger dan 5 jaar. Er is ook een aanzienlijke sterfte onder jong volwassen mannetjes wanneer deze zich proberen aan te sluiten bij een andere troep. Als Ceylonkroonapen eenmaal de geslachtsrijpe leeftijd hebben bereikt zullen ze waarschijnlijk een hoge leeftijd bereiken.
Bedreiging
Ceylonkroonapen staan als “Bedreigd” op de Rode Lijst van de IUCN. De populatie is gestaag gedaald en de totale grootte hiervan is in de afgelopen 40 jaar gehalveerd. Dit verlies is te wijten aan vernietiging van leefgebied en door vervolging door de mens. Hoewel ze internationaal zijn beschermd, zijn ze dat volgens de wet niet op Sri Lanka. Er zijn veel parken en reservaten op Sri Lanka waar Ceylonkroonapen voorkomen.
Bronnen
- IUCN: Dittus, W., Watson, A. & Molur, S. 2008. Macaca sinica. The IUCN Red List of Threatened Species 2008: e.T12560A3358720. https://dx.doi.org/10.2305/IUCN.UK.2008.RLTS.T12560A3358720.en Downloaded on 12 January 2017.
- EOL: “Macaca sinica (Linnaeus, 1771)” Encyclopedia of Life, available from https://eol.org/pages/323958 Accessed on 13 Januari 2017.
- ADW: Kanelos, M. 2009. “Macaca sinica” (On-line), Animal Diversity Web. Accessed January 13, 2017 at https://animaldiversity.org/accounts/Macaca_sinica/ Accessed on 13 Januari 2017.
Macaca sinica
Naam | Ceylonkroonaap |
Klasse | Mammalia (zoogdieren) |
Orde | Primates (Primaten) |
Familie | Cercopithecidae (Apen van de Oude Wereld) |
Geslacht | Macaca |
Soort | Macaca sinica |
Kop-romplengte man | Gemiddeld 47,5 cm |
Kop-romplengte vrouw | Gemiddeld 40 cm |
Staartlengte | 40 – 60 cm |
Gewicht man | 4,1 – 8,4 kg |
Gewicht vrouw | 2,3 – 4,5 kg |
Paartijd | Juli – september |
Paringsinterval | Jaarlijks |
Draagtijd | 5 – 6 maanden |
Nest | |
Geboorte | december – maart |
Geboortegewicht | |
Aantal jongen | 1 jong |
Spenen | 140 – 190 dagen |
Geslachtsrijp man | 7 jaar |
Geslachtsrijp vrouw | 5 jaar |
Levensduur in het wild | Maximaal 30 jaar maar gemiddeld maar 4,5 – 4,8 jaar |
Levensduur in gevangenschap | Maximaal 35 jaar |
Voeding in de natuur | Fruit, bloesem, knoppen en bladeren uit bomen, kleine ongewervelde en gewervelde dieren en gewassen zoals rijst, cacao, en kokos |
Leefgebied | Sri Lanka |
Groep/solitair | Groep |
Fokprogramma EAZA | – |
CITES | Appendix II (04/02/1977) |
EU Listing | Annex B (26/11/2016) |
IUCN | Bedreigd (EN) |
Ontdek meer van zoo-dieren.nl
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.