Cheeta

Beschrijving van de cheeta

Leefgebied

De cheeta komt voornamelijk voor op open savanneland waar hij een goed uitzicht heeft over de vlaktes. Er zijn vijf ondersoorten van de cheeta, die in verschillende gebieden in Afrika en Azië leven. Vier ondersoorten leven in Afrika, oorspronkelijk wijdverspreid over het hele continent, maar nu voornamelijk in het oosten en zuiden. In Azië hadden ze vroeger ook een groot verspreidingsgebied, maar dit is nu beperkt tot kleine gebieden, waar ze nog maar in zeer kleine aantallen voorkomen.

Uiterlijk

De vacht van de cheeta is aan de bovenzijde en op de flanken licht tot roodachtig okergeel. De onderzijde van de cheeta is wit en de hele vacht is bezaaid met zwarte ronde vlekken. Het achterste gedeelte van de staart is zwartgeringd met een witte staartpunt. Opvallend bij de cheeta is de zwarte streep onder de ogen die doorloopt tot de mondhoek.

Op hun rug hebben de grijze jongen een soort mantel, waarvan onderzoekers vermoeden dat het hen helpt bij camouflage in het gras. Soms is deze mantel op tweejarige leeftijd nog zichtbaar.

Voortbeweging

Alles in het lichaam van de cheeta is gebouwd voor snelheid. Zijn lichaam is slank en soepel, waardoor hij zeer wendbaar is. Door zijn flexibele ruggengraat en zijn lange benen maakt hij op topsnelheid passen van 7 tot 8 meter. Doordat een cheeta geen intrekbare nagels heeft, heeft hij een goede grip op de grond in bochten en bij hoge snelheden. Zijn topsnelheid van wel 120 km/uur kan hij echter maar kort volhouden, anders raakt hij oververhit. Hij moet dus snel reageren en zijn prooi vangen.

Wetenswaardigheden

  • De cheeta kan zijn nagels, in tegenstelling tot de meeste katachtigen, niet intrekken.
  • Ze kunnen door het missen van een botje in hun keel niet brullen. Ze maken een tjilpend geluid en wanneer ze bang zijn gaan ze sissen of spugen.

Voedsel in de natuur

De cheeta eet voornamelijk middelgrote hoefdieren zoals gazellen, impala’s en waterbokken. In de natuur moet de cheeta zijn prooi snel eten anders komen grotere dieren als leeuwen en hyena’s, maar ook aaseters als jakhalzen en gieren de prooi afpakken. 

Gedrag

Vrouwelijke cheeta’s leven in principe alleen, tenzij ze jongen hebben. Jonge vrouwtjes verlaten hun geboortegroep, maar blijven meestal in hetzelfde gebied leven als hun moeder. Jonge mannetjes verlaten de geboortegroep vaak gezamenlijk en vormen een coalitie. Zij trekken juist ver weg van hun moeder. Coalities van mannetjes zouden elkaar helpen bij het jagen en het verdedigen van het territorium. Een coalitie kiest een gebied die een aantal gebieden van verschillende vrouwtjes overlapt. Het territorium van een mannetje kan oplopen tot 160 km² en wordt door de cheeta met urine, ontlasting en soms krabsporen afgebakend.

De cheeta is van nature niet agressief en is gemakkelijk tam te maken. Vroeger gebruikten ze cheeta’s om mee te jagen.

Predatie

Het vrouwtje brengt de jongen alleen groot. De moeder moet daarom zelf jagen en dit is het enige moment dat ze haar jongen alleen laat. Hierdoor vallen de welpen vaak ten prooi aan predatoren. Het overgrote deel van de jongen wordt omgebracht door leeuwen.

Voortplanting in de natuur

Cheeta’s planten zich het hele jaar voort, met een piek die in januari-maart. Na de paring verlaat het mannetje de vrouw. Na een draagtijd van 90 tot 95 dagen worden er één tot vijf jongen geboren die bij de geboorte 250 tot 280 gram wegen en ongeveer 30 cm lang zijn. 

Van de vier tot zes jongen die geboren worden, overleven er gewoonlijk maar twee tot vier. Na drie weken krijgen de jongen behalve moedermelk ook vlees te eten en na zes weken gaan ze helemaal over op vast voedsel.

Bedreiging

De cheeta wordt ernstig in zijn voortbestaan bedreigd. Dit komt onder andere door afname van zijn natuurlijk leefgebied. Hierdoor wordt hij gedwongen uit te wijken naar bijvoorbeeld bosrijke gebieden. In deze gebieden kan de cheeta door de dichte begroeiing ook minder makkelijk aan zijn prooi komen en raakt hij eerder gewond door het aanwezige struikgewas. Een geschikte partner vinden wordt door de kleine geïsoleerde leefgebieden ook moeilijk zeker doordat ze niet met verwante dieren kunnen paren aangezien er dan inteelt zou plaatsvinden.

Doordat het leefgebied van de cheeta steeds kleiner wordt, trekken ze ook regelmatig over de landbouwgronden van de lokale bevolking. De cheeta’s jagen af en toe ook op het vee van de boeren waardoor conflicten tussen de cheeta en de mens ontstaan.

Ook de sterfte onder jonge welpen is groot, het merendeel sterft in het eerste levensjaar door ziektes of doordat ze worden gedood door andere roofdieren.  Daarnaast wordt er op de cheeta gejaagd vanwege zijn vacht.

Met behulp van een speciaal fokprogramma zetten Europese dierentuinen zich in om de cheeta voor uitsterven te behoeden. 

Bronnen

Acinonyx jubatus

NaamCheetah
KlasseMammalia (zoogdieren)
OrdeCarnivora (Roofdieren)
FamilieFelidae (Katachtigen)
GeslachtAcinonyx
SoortAcinonyx jubatus
Grootte110 – 150 cm
Schouderhoogte66 – 94 cm
Staart60 – 84 cm
Gewicht35 – 72 kg
PaartijdHet hele jaar door; piek in januari – maart
ParingsintervalGemiddeld 537 dagen
Draagtijd90 – 95 dagen
NestSchuilplaats tussen lang gras, in struikgewas of in een verlaten hol
GeboorteHet hele jaar door; piek in maart – juni
GeboortegewichtGem. 489 gram
Aantal jongen1 – 8 jongen, gemiddeld 3 – 5
Spenen120 – 150 dagen
Geslachtsrijp2 jaar
LevensduurTot 14 jaar in de natuur
Voeding in de natuurMiddelgrote hoefdieren zoals gazellen, impala’s en waterbokken
LeefgebiedDroge open savannen en struikgebieden in Afrika, het Midden-Oosten tot ver in Zuid-Azië noordwaarts tot Tjadjis en zuidoostwaarts tot in India
Groep/solitairZowel solitair als in paartjes of kleine familiegroepjes
FokprogrammaEEP: HILVARENBEEK, Lars Versteege, 1992
CITESAppendix I (01/07/1975)
EU ListingAnnex A (04/02/2017)
IUCNKwetsbaar (VU)

Ontdek meer van zoo-dieren.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven