Kirks dikdik

Beschrijving van de Kirks dikdik

Leefgebied

De Kirks dikdik komt voor in het uiterste zuidoosten van Somalië, centraal en zuidelijk Kenia, noordelijk en centraal Tanzania, zuidwestelijk Angola en Namibië. 

De habitat bestaat uit het droge bosgebieden, niet ver van savannes. Ze hebben dicht struikgewas nodig om zich in te verstoppen en om te eten. Ze hebben niet veel water nodig.

Uiterlijk

De lichaamslengte bedraagt 52 tot 67 cm, de staartlengte 4 tot 6 cm en de schouderhoogte 30 tot 40 cm. De kleur varieert van geelachtig grijs tot roodachtig bruin op de rug en grijsachtig tot wit op de buik.

Alleen mannetjes hebben hoorns. Deze zijn geringd en stevig aan de basis. Ze kunnen soms verborgen zijn door plukken haar op het voorhoofd van het dier. De hoeven zijn klein en de staart is opvallend.

Het meest onderscheidende kenmerk is de bijzonder langwerpige snuit. Dit is een aanpassing waardoor het bloed kan afkoelen door verdamping van het slijmvlies in de neusholte tijdens normale ademhaling of onder grote hittestress door nasaal hijgen. 

Voortbeweging

Kirks dikdiks kunnen snelheden tot 42 kilometer per uur halen.

Wetenswaardigheden

  • Kirks dikdiks zijn kleine antilopen. Ze hebben hun naam te danken aan hun alarmroep.
  • Ze delen hun habitat vaak met koedoes en zebra’s.
  • Ze profiteren van de vernietiging van vegetatie door het hakken en branden wat resulteert in secundaire groei van struiken.
  • Kirks dikdiks worden geboren met de voorpoten langs het lichaam, in plaats van dat deze naar voren zijn uitgestrekt.

Voedsel in de natuur

Omdat Kirks dikdiks zo klein zijn, is hun metabolische behoefte per kilogram hoog en moeten ze per kilogram lichaamsgewicht meer voedsel consumeren dan grotere hoefdieren. Ze delen hun habitat met koedoes, die de struiken op één meter hoogte houden, en met zebra’s, die het gras kort houden. Hierdoor kan de voedselbron voor de Kirks dikdiks op een ideale hoogte overvloedig groeien.

Ze hebben vegetatie nodig die gemakkelijk verteerbaar is en weinig vezels bevat. Tachtig procent van hun dieet komt van de bladeren van bomen en struiken, 17 procent komt van grassen en de rest komt uit kruiden en zegge. Ze eten meestal van het ochtendgloren tot het midden van de ochtend en van halverwege de middag tot het donker wordt. Het enige vocht dat ze maanden achtereen drinken, is de dauw op en het vocht in de vegetatie. Daarnaast zijn ze ook ’s nachts actief, vooral bij volle maan.

Gedrag

Kirks dikdiks zijn schuw en ongrijpbaar en verbergen zich meestal in het struikgewas. Wanneer ze schrikken rennen ze echter weg met een reeks zigzagsprongen waarbij ze een hoog geluid laten horen dat klinkt als “zik-zik” of “dik-dik“, vandaar hun gemeenschappelijke naam. Ze gebruiken duidelijke paden wanneer ze door hun territorium trekken.

Er komen ongeveer 24 volwassenen dieren per vierkante kilometer voor. Alle families markeren hun individuele territoria via een proces dat de ‘ontlastingsceremonie’ wordt genoemd. Het begint met een vrouwtje dat op een bepaalde plek poept en urineert waarbij het mannetje recht achter haar staat. Dan snuift hij aan haar uitwerpselen en urine, krult zijn bovenlip en laat hij zijn tanden zien. Hij schraapt vervolgens met zijn voorpoten over haar ontlasting en deponeert zijn urine en ontlasting er overheen, waarbij hij zich meerdere keren omdraait. Hij markeert vervolgens planten met uitscheiding uit geurklieren bij de ogen. Het mannetje blijft dan het gebied verdedigen. Vrouwtjes zijn niet in staat om zelf een territorium te onderhouden.

Conflicten met buren uit naastgelegen territoriums komen wel eens voor maar niet vaak. De mannetjes van elk gebied komen naar elkaar toe, stoppen even, knikken heftig met hun kop en draaien zich vervolgens om. Ze komen steeds weer, op een grotere afstand van elkaar terug, totdat één van beide het opgeeft. Dit wordt door beide dieren afgesloten door op de grond te urineren en te poepen.

Predatie

De belangrijkste predatoren van Kirks dikdiks zijn luipaarden, cheeta’s, jakhalzen, bavianen, adelaars en pythons. Ze kunnen ontsnappen door hun uitstekende gezichtsvermogen en het vermogen om snelheden tot 42 kilometer per uur te halen.

Voortplanting in de natuur

Vrouwtjes zijn na 6 maanden geslachtsrijp en mannetjes na 12 maanden. Mannetjes en vrouwtjes vormen paartjes voor het leven en bezetten een territorium van 5 tot 30 hectare.

Een mannetje verleid een vrouwtje door, met uitgestrekte kop en nek en met de snuit naar voren gericht, achter haar aan te rennen. De copulatie begint wanneer het mannetje op zijn achterpoten achter het vrouwtje gaat staan waarbij hij zijn voorpoten, in een scherpe hoek ten opzichte van zijn eigen lichaam, in de lucht boven haar rug houdt.

Na een draagtijd van 169 tot 174 dagen krijgt het vrouwtje één jong. Dit gebeurt twee keer per jaar. Er is een geboortepiek van november tot december en van april tot mei (begin en einde van het regenseizoen).

Anders dan de meeste andere herkauwers, worden Kirks dikdiks geboren met de voorpoten langs het lichaam, in plaats van dat deze naar voren zijn uitgestrekt. De kop verschijnt het eerst, dan de hals en daarna de naar achteren geboden voorpoten. Dan verschijnt de rest van het lichaam. Een vrouwtje weegt bij de geboorte ongeveer 560 tot 680 gram, terwijl een mannetje een geboortegewicht van 725 tot 795 gram heeft.

De jongen worden na de geboorte een tijd verborgen gehouden, maar groeien snel om na 7 maanden al volledig volgroeid te zijn. De moeder voedt haar jongen slechts een paar minuten per keer. Na 6 weken worden de jongen gespeend. De overlevingskans voor reekalfjes is 50 procent.

Wanneer ze ongeveer zeven maanden oud zijn worden de jongen gedwongen het gebied te verlaten. De moeders rennen met hun dochters weg en de vaders rennen met hun zonen uit het territorium. De eerste keren dat de vader probeert zijn zoon te beletten zijn moeder te benaderen, rent de vader naar hem toe en laat de zoon zich vervolgens plat op de grond vallen waarbij hij zijn blote nek toont als een teken van onderwerping. Hij mag dan nog wat langer in het gebied blijven, maar zal binnenkort toch worden gedwongen om te vertrekken.

Bedreiging

Mensen vormen de grootste bedreiging voor Kirks dikdiks, waarop, vaak met strikken, wordt gejaagd voor hun huid en botten. De botten van de poten worden gebruikt in traditionele sieraden, terwijl van de huid suède handschoenen worden gemaakt. Van één huid kan slechts één handschoen gemaakt worden.

Kirks dikdiks profiteren ook van de vernietiging van vegetatie door het hakken en branden wat resulteert in secundaire groei van struiken die dienen als voedselbron en toevluchtsoord voor Kirks dikdiks.

Op de Rode Lijst van de IUCN staan Kirks dikdiks als ‘niet-bedreigd’ vermeld.

Bronnen:

Madoqua kirkii

NaamKirks dikdik
KlasseMammalia (zoogdieren)
OrdeArtiodactyla (Evenhoevigen)
FamilieBovidae (Holhoornigen)
GeslachtMadoqua (Dikdiks)
SoortMadoqua kirkii
Lichaamslengte52 – 67 cm
Schouderhoogte30 – 40 cm
Staartlengte4 – 6 cm
Gewicht3 – 4 kg
PaartijdGeen vast periode
Paringsinterval6 maanden
Draagtijd169 – 174 dagen
Nest
GeboortePieken: november – december en april – mei 
Geboortegewicht♀ 560 tot 680 gram, ♂ 725 tot 795 gram
Aantal jongen1 jong
Spenen6 weken
Geslachtsrijp man6 maanden
Geslachtsrijp vrouw12 maanden
LevensduurIn het wild: 3-4 jaar. In gevangenschap 10 jaar
Voeding in de natuurBladeren grassen, kruiden en zegge.
LeefgebiedAngola; Kenia; Namibië; Somalië; Tanzania, Verenigde Republiek; Oeganda 
Groep/solitairPaartjes
FokprogrammaESB: HANNOVER, Klaus Muller-Schilling | Zoo Hannover 
CITES
EU Listing
IUCNNiet bedreigd (LC, 07-01- 2016)


Ontdek meer van zoo-dieren.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven