Bennettwallaby
Een Bennettwallaby is een stuk kleiner dan een kangoeroe. Het lichaam van een volwassen dier is ongeveer zestig tot tachtig centimeter lang. Hun staart heeft een lengte van zeventig centimeter. Mannetjes kunnen wel twintig kilo wegen
Een Bennettwallaby is een stuk kleiner dan een kangoeroe. Het lichaam van een volwassen dier is ongeveer zestig tot tachtig centimeter lang. Hun staart heeft een lengte van zeventig centimeter. Mannetjes kunnen wel twintig kilo wegen
Deze slank ogende boomkangoeroes hebben een korte, meestal wollige vacht die in kleur varieert van kastanje-bruin tot karmozijnrood. De onderkant is lichter van kleur. De kop is grijs-bruin en de nek, wangen en voeten zijn geel.
Goodfellowboomkangoeroe Lees bericht »
De langsnuitpotoroe komt voor in Zuidoost-Australië van Zuidoost-Queensland tot West-Victoria, op Tasmanië en op de eilanden Kingeiland, Flinderseiland en Frencheiland. Op Tasmanië komt hij algemeen voor, maar op het vasteland is hij zeldzaam.
Langsnuitpotoroe Lees bericht »
De moeraswallaby is een klimbuideldier. In de buidels van de vrouwtjes bevinden zich vier tepels. De voorpoten, die aanzienlijk kleiner zijn dan de achterpoten, worden gebruikt om te eten en om zich langzaam mee voort te bewegen.
De Parmawallaby is de kleinste wallabysoort. Hij heeft een donkere roodbruine tot grijsbruine vacht, het gezicht is hoofdzakelijk grijs. Vanaf het voorhoofd tot halverwege de rug loopt een smalle, zwarte streep
De rode reuzenkangoeroe is goed aangepast aan het leven in een waterarm gebied. Hij kan zelfs enkele weken zonder te drinken. Hij ontwijkt wel zoveel mogelijk de hitte van Australië door overdag minder actief te zijn dan ’s nachts
Rode reuzenkangoeroe Lees bericht »
De tammarwallaby leeft in open eucalyptusbossen en scrublands van zuidelijk Australië. Het verspreidingsgebied van deze soort loopt van de zuidwestpunt van West-Australië tot in Zuid-Australië. Ook op enkele eilanden voor de kust, waaronder Kangoeroe-eiland, komt de tammarwallaby voor.
Wombats zijn te vinden in een verscheidenheid aan habitats waar ze goed kunnen graven, waaronder regenwouden, eucalyptusbossen, alpengraslanden, heidevelden en heuvelachtige kustgebieden met struikgewassen. Over het algemeen leven ze in gebieden waar water te vinden is.