Luipaard

Beschrijving van het luipaard

Leefgebied

Van het luipaard zijn negen ondersoorten bekend:

  • Afrikaanse luipaard (Panthera pardus pardus), Afrika;
  • Arabische luipaard (Panthera pardus nimr), Arabië;
  • Perzische panter (Panthera pardus saxicolor), Centraal-Azië;
  • Javaanse panter (Panthera pardus melas), Java;
  • Sri Lankaanse panter (Panthera pardus kotiya), Sri Lanka;
  • Indische panter (Panthera pardus fusca), het Indiase subcontinent;
  • Achterindische panter (Panthera pardus delacouri), Zuidoost-Azië tot Zuid-China;
  • Noord-Chinese panter (Panthera pardus japonensis), Noord-China;
  • Amoerpanter (Panthera pardus orientalis), het verre oosten van Rusland, op het Koreaanse schiereiland en in het noordoosten van China. 

Habitat

Luipaarden leven in verschillende soorten habitat. Ze komen het meest voor in grassavannes en bossen. Ze leven ook in bergachtige gebieden, gebieden met struikgewassen en woestijnen. In hun hele leefgebied hebben ze een voorkeur voor gebieden met bomen. Ze zijn waargenomen tot op 5638 meter hoogte op de Kilimanjaro.

Uiterlijk

De lichaamsgrootte en kleurpatronen van luipaarden variëren per geografische gebied en zijn waarschijnlijk aanpassingen aan bepaalde habitats. 

Luipaarden hebben, in verhouding tot hun lange lichaam, korte poten. Ze hebben een brede kop en dankzij hun grote schedel hebben ze krachtige kaakspieren.  Ze hebben kleine ronde oren, lange snorharen en wenkbrauwen welke de ogen beschermen terwijl ze door dichte vegetatie lopen. De kleur van de vacht varieert van taankleurig of lichtgeel in warme, droge habitats tot oranjerood in dichte bossen.

De ondersoorten zijn te herkennen aan de unieke vacht-kenmerken. Het lichaam is bedekt met zwarte rozetten, die cirkelvormig zijn in Oost-Afrika en vierkant in Zuid-Afrika. Ze hebben egale zwarte vlekken op de borst, poten en kop en ringen op de staart. Welpen hebben een rookgrijze vacht waarop de rozetten nog niet te zien zijn.

Luipaarden zijn seksueel dimorf omdat mannetjes meestal groter zijn dan vrouwtjes. Vrouwtjes variëren in lichaamsgewicht van 30 tot 60 kg en in lengte van 100 tot 140 cm. Mannetjes variëren in gewicht van 30 tot 90 kg en in lengte van 130 tot 190 cm. De staartlengte bedraagt 60 tot 110 cm. De schouderhoogte van vrouwtjes is 50 tot 65 cm en die van mannetjes 60 tot 80 cm.

Voortbeweging

De spieren zijn zo op het schouderblad bevestigd dat ze goed kunnen klimmen. Luipaarden voelen zich het meest thuis in de onderste laag van het bladerdek van het bos waar ze vaak foerageren.

Ze zijn niet bang voor water en kunnen goed zwemmen.

Tijdens het jagen sluipen luipaarden langzaam en gehurkt naar hun prooi toe. Ze kunnen snelheden tot 60 km / uur halen, meer dan 6 m horizontaal en 3 m verticaal springen.

Wetenswaardigheden

  • Elk dier heeft een unieke vacht welke kan worden gebruikt voor identificatie.
  • Zwarte panters komen het meest voor in vochtige bossen en hebben te veel melanine, oftewel pigment, in hun vacht.
  • Savanne- en bosluipaarden zijn relatief groot, terwijl berg- en woestijnluipaarden relatief klein zijn.
  • Luipaarden bewaren voedsel ook, maar blijven jagen, ondanks dat ze al meerdere karkassen opgespaard hebben.
  • Luipaarden zijn gastheer voor veel voorkomende parasieten, waaronder longwormen, platwormen, mijnwormen en haarwormen en parasieten protozoa.

Voedsel in de natuur

Luipaarden zijn hinderlaag roofdieren die hun prooi bespringen voordat deze de kans krijgen om te reageren. Ze benaderen een prooi door laag over de grond te sluipen om zo dichtbij als mogelijk te komen en om deze vervolgens van 3 tot 10 m te bespringen.

Zodra een prooi is gevangen, breken ze onmiddellijk de nek van de prooi, waardoor deze verlamd raakt. Vervolgens verstikken ze hun prooi en dragen ze het karkas naar een afgelegen plaats, meestal in een nabijgelegen boom. Ze bedekken karkassen ook wel met bladeren en aarde. Door hun enorme kracht kunnen ze prooien tot 10 keer hun eigen gewicht aan. 

Luipaarden jagen over het algemeen op middelgrote hoefdieren, waaronder kleine antilopen, herten, zwijnen, apen en vee. Het zijn opportunistische carnivoren die, indien voorhanden, ook vogels, reptielen, knaagdieren, geleedpotigen en aas eten.

Luipaarden geven de voorkeur aan prooien met een gewicht tussen 10 en 40 kg. Ze jagen ook op cheeta’s, solitaire hyena’s en kleinere carnivoren.

Luipaarden drinken af en toe en halen veel van het vocht wat ze nodig hebben uit prooien.

Gedrag

Luipaarden zijn solitaire nachtdieren en carnivoren. Hoewel ze soms op bewolkte dagen overdag jagen, zijn ze in gebieden dichtbij mensen overdag minder actief dan in onbewoonde gebieden.

Ze markeren hun territoria met urine, uitwerpselen en krabsporen en communiceren met soortgenoten door te grommen, te brullen en te spugen wanneer ze boos zijn en te spinnen wanneer ze tevreden zijn. Ze maken ook een hoestend geluid om hun aanwezigheid bekend te maken aan soortgenoten.

Ze hebben een geavanceerd gezichtsvermogen en gehoor, waardoor ze bijzonder bedreven zijn in het jagen in dichte bossen.

Mannetjes hebben een territorium van ongeveer 35 km2 waarvan 12 km2 tot het kerngebied behoort. Vrouwtjes hebben een territorium van 13 km2 en een kerngebied van ongeveer 4 km2. Net als bij andere zoogdieren zijn de territoria van mannetjes groter en overlappen deze de territoria van meerdere vrouwtjes. In droge gebieden zijn de territoria meestal groter.

Communicatie

Hoewel luipaarden meestal stil zijn, kunnen ze met regelmaat een hoestend geluid laten horen om hun aanwezigheid kenbaar te maken bij soortgenoten. Mannetjes gebruiken dit unieke geluid om de grenzen van territorium af te bakenen. Als er nog een luipaard in de buurt is, zal deze antwoorden met vergelijkbare geluiden en daarmee doorgaan terwijl hij het gebied verlaat.

Mannetjes grommen ook naar elkaar en vrouwtjes roepen potentiële partners wanneer ze in estrous zijn. Sommige luipaarden spinnen tijdens het eten.

Predatie

Mensen zijn de belangrijkste vijand van luipaarden. Op luipaarden wordt gejaagd als trofeedieren voor hun vacht, en niet zelden jagen boeren op ze om hun vee beschermen.

Leeuwen, tijgers, gevlekte hyena’s en Afrikaanse wilde honden jagen op luipaardwelpen en zijn in staat volwassen luipaarden te doden. Wanneer een volwassene wordt gedood, is dat meestal te wijten aan een territoriale confrontatie.

Veel van de kenmerken die luipaarden tot grote roofdieren maken, dienen ook als uitstekende verdedigingsmechanismen tegen roofdieren. Door de vlekken van een luipaard worden ze bijvoorbeeld minder gauw opgemerkt.

Om aanvallen van potentiële predatoren te voorkomen, jagen luipaarden op verschillende momenten van de dag en vermijden ze gebieden waar potentiële predatoren in de buurt zijn. Wanneer er veel concurrentie is voor grotere prooidieren, jagen luipaarden op kleinere dieren, wat de concurrentie vermindert.

Voortplanting in de natuur

Luipaarden zijn promiscue, aangezien zowel mannetjes als vrouwtjes meerdere partners hebben. Vrouwtjes trekken potentiële partners aan door feromonen in hun urine. Vrouwtjes beginnen met paren door heen en weer te lopen voor een mannetje en tegen hem aan te wrijven of hem met haar staart te slaan. Het mannetje bestijgt vervolgens het vrouwtje terwijl hij in haar nek bijt.

De copulatie duurt gemiddeld drie seconden met tussenpozen van zes minuten tussen elke copulatie. Een enkel broedpaartje kan gedurende meerdere dagen tot 100 keer per dag copuleren, gedurende welke tijd ze voedselbronnen delen. 

Luipaarden hebben geen specifiek paarseizoen, Maar er is een piek tijdens het regenseizoen in mei. In China en Zuid-Siberië paren luipaarden voornamelijk in januari en februari.

Vrouwtjes zijn 7 dagen in de oestrus en hebben een cyclus van 46 dagen. De dracht duurt 96 dagen waarna 2 tot 4 jongen worden geboren. Vrouwtjes werpen meestal eens in de 15 tot 24 maanden. Meestal stoppen vrouwtjes met jongen krijgen wanneer ze rond de 8,5 jaar oud zijn.

Welpen wegen bij de geboorte 550 gram en hun ogen blijven de eerste week gesloten. Moeders laten hun welpen maximaal 36 uur achter in de bescherming van dichte struiken, rotsspleten of holle boomstammen tijdens het jagen en voeden. Ze verplaatsen de welpen vaak, wat helpt voorkomen dat ze ten prooi vallen aan leeuwen en andere roofdieren.

Welpen leren lopen wanneer ze 2 weken oud zijn en verlaten regelmatig de nestplaats wanneer ze 6 tot 8 weken oud zijn, rond welke tijd ze vast voedsel gaan eten.

Moeders delen minder dan een derde van hun voedsel met de welpen. Welpen zijn volledig gespeend wanneer ze 3 maanden oud zijn en onafhankelijk bij een leeftijd van rond de 20 maanden.

Vaak houden broers en zussen tijdens de eerste jaren van onafhankelijkheid contact met elkaar. De territoria zijn flexibel en jongeren kunnen blijven hangen in hun geboortegebied.

In gevangenschap kunnen luipaarden 21 tot 23 jaar oud worden, waarbij het oudst bekende dier 27 jaar oud is geworden. Wilde luipaarden kunnen 10 tot 12 jaar oud worden, waarbij het oudst bekende dier 17 jaar oud is geworden. Het overlevingspercentage van welpen varieert van 4 tot 50 %.

Bedreiging

Het aantal luipaarden neemt in delen van hun geografische verspreidingsgebied af als gevolg van verlies en versnippering van habitat en door de jacht voor de handel en ongediertebestrijding. Hierom worden luipaarden als “bijna bedreigd” vermeld op de Rode Lijst van bedreigde diersoorten van de IUCN.

Luipaarden lijken enige weerstand te vertonen tegen kleine verstoringen van hun leefgebied en zijn relatief tolerant ten opzichte van mensen.

Momenteel worden luipaarden in het grootste deel van hun verspreidingsgebied in West-Azië beschermd. De populaties hier zijn echter te klein voor een stabiele groei. Hoewel er in Afrika reservaten en nationale parken bestaan, leeft een meerderheid van de luipaarden buiten deze beschermde gebieden.

Hoewel luipaarden van de “grote katten” het meest voorkomen, zijn 5 van de 9 ondersoorten bedreigd of ernstig bedreigd.

Bronnen:

Panthera pardus

NaamLuipaard
KlasseMammalia (Zoogdieren)
OrdeCarnivora (Roofdieren)
FamilieFelidae (Katachtigen)
GeslachtPanthera
SoortPanthera pardus
Kop-romplengte ♂130 – 190 cm
Kop-romplengte ♀100 – 140 cm
Staartlengte60 – 110 cm
Gewicht ♂30 – 90 kg
Gewicht ♀30 – 60 kg
Schouderhoogte♀ 50 – 65 cm, ♂ 60 – 80 cm
PaartijdHele jaar door, piek in mei en in China en Siberië van januari – februari
Paringsinterval15 – 24 maanden
Draagtijd96 dagen
NestDichte struiken, rotsspleten of holle boomstammen 
GeboorteHele jaar door
Geboortegewicht550 gram
Aantal jongen2 – 4 jongen
Spenen3 maanden
Geslachtsrijp ♂2,5 jaar
Geslachtsrijp ♀2 jaar
Levensduur10 – 12 jaar
Voeding in de natuurMiddelgrote hoefdieren, waaronder kleine antilopen, antilopen, herten, zwijnen, apen, vee, vogels, reptielen , knaagdieren, geleedpotigen en aas eten.
LeefgebiedAfrika, Zuid- en Oost-Azië, Java, China, Rusland, Midden-Oosten
Groep/solitairSolitair
FokprogrammaPanthera pardus kotiya: EEP: LISIEUX, Frederic Houssaye (EN)
Panthera pardus orientalis: EEP: LONDON, Jo Cook (CR)
Panthera pardus saxicolor: EEPLISBOA – ZOO, José Dias Ferreira (EN)
Panthera pardus japonensis:EEPHAMBURG, Michael Flügger (NT)
CITESAppendix I (01/07/1975)
EU ListingAnnex A (14/12/2019)
IUCNKwetsbaar (VU)


Ontdek meer van zoo-dieren.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven