Beschrijving van de wasbeerhond
Leefgebied
De wasbeerhond leeft vooral in bossen, bosranden en gebieden met dichte vegetatie meestal in de buurt van water. Ook op grazige vlakten, in landbouwgebieden, buitenwijken en vlakbij meren kan hij worden aangetroffen. Hij heeft een voorkeur voor vochtige loofbossen met een dichte ondergroei. Hij komt voor van zeeniveau tot 3000 meter hoogte.
De oorspronkelijke leefgebieden zijn Oost-Siberië, Noord-China, Noord-Vietnam, Korea en Japan. In Japan, waar ze tanuki worden genoemd, spelen ze een belangrijke rol in de Japanse cultuur. Tussen 1927 en 1957 zijn er door de bontindustrie 4000 tot 9000 wasbeerhonden in Europa en het Aziatische deel van Rusland geïntroduceerd. Tegenwoordig zijn ze wijdverspreid in heel Noord- en West-Europa, waaronder Finland, Zweden, Noorwegen, Polen, Roemenië, Tsjechië, Slowakije, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk en Hongarije.
In Nederland en België zijn de dieren zeldzaam, maar in delen van Duitsland zijn ze snel aan het oprukken, zoals blijkt uit afschotcijfers: in het jachtseizoen 1994-95 werden 407 dieren in de Bondsrepubliek geschoten; in het jachtjaar 2005-06 waren dat al 30.016 dieren.
In 2000 is de eerste met zekerheid in Nederland gevonden. Sommigen denken dat er nu tientallen rondlopen, maar het is ook mogelijk dat het hoogstens een paar verdwaalde dieren zijn. Het dier is een exoot en wordt als schadelijk gezien. Het aantal mag dientengevolge worden beperkt door jacht.
Uiterlijk
Een volwassen dier wordt 50 tot 68 centimeter lang en de dikke borstelige staart 13 tot 25 centimeter. De poten zijn kort en het lichaam ziet er gedrongen uit. Ze wegen ’s zomers 4 tot 6 kg en ’s winters voor de winterslaap 6 tot 10 kg. De exemplaren in Europa zijn in het algemeen groter dan die in Japan en China waar de vrouwtjes bovendien ongeveer 0.5 kg zwaarder zijn dan de mannetjes. De oren zijn kort en rond.
Wasbeerhonden hebben een geelachtig bruine grondkleur. Op de kop zijn de dieren zwart met wit, de poten zijn donker evenals een deel van de staart. De wasbeerhond heeft een zwart masker rond zijn ogen. De buik is lichter van kleur. ’s Winters krijgt de wasbeerhond een dikkere vacht en een vetlaag, waardoor hij er ronder uitziet dan in de zomer. Tussen september en november begint de ondervacht te groeien, in mei en juni wordt deze vervangen door een dunnere zomervacht.
De wasbeerhond lijkt veel op de (onverwante) wasbeer, en kan makkelijk met dit dier verward worden. Met name de kop, met het opvallende donkere gezichtsmasker, doet sterk aan een wasbeer denken. De wasbeerhond is groter dan de wasbeer, met een kortere, egaal gekleurde staart en heeft kortere oren.
Voortbeweging
Wasbeerhonden zijn niet erg beweeglijk en snel. Deze dieren foerageren op de grond of op lage vegetatie. Ze zijn ook in staat om te zwemmen of te duiken op zoek naar voedsel.
Wetenswaardigheden
In koude streken houden ze een winterslaap. Het is de enige hondachtige waarvan dit gedrag bekend is. De wasbeerhond is gedurende de winter inactief, maar zijn lichaamstemperatuur daalt niet. Ze overwinteren meestal in paren. De winterslaap begint in november en kan, afhankelijk van het plaatselijke klimaat, tot begin april duren. Een individu kan tijdens deze periode 50% van zijn lichaamsgewicht verliezen.
Een winterslaap is echter niet absoluut noodzakelijk voor deze soort. Als ze op voorhand niet in staat zijn om voldoende vet op te slaan, zullen ze tijdens de wat warmere winterdagen hun hol moeten verlaten om te foerageren. Om deze reden houden sommige wasbeerhonden helemaal geen winterslaap. In de zuidelijke leefgebieden hoeven wasbeerhonden helemaal geen winterslaap te houden.
Voedsel in de natuur
De wasbeerhond is een opportunistische omnivoor. Op het land jaagt hij op insecten, kleine knaagdieren, amfibieën, vogels en eieren. Maar hij vist ook in meren, rivieren en beken. Met zijn poten schept hij de prooi uit het water. Het duikt ook onder water op zoek naar voedsel. Verder eten ze weekdieren, slangen en hagedissen en langs de kust krabben en zee-egels.
Afhankelijk van het seizoen en de locatie eten ze ook planten zoals stengels, wortels, bladeren, bollen, fruit, noten, bessen en zaden. Tijdens de herfst eten ze voornamelijk groenten met inbegrip van een verscheidenheid aan vruchten, wilde bessen en zaden zoals haver. In de winter, wanneer voedselbronnen beperkt zijn, kunnen ze overleven door menselijk afval en aas te eten.
Aangezien ze ’s nachts minder goed kunnen zien gaan ze tijdens het jagen voornamelijk op de geur af. Met hun neus op de grond gaan ze dan op zoek naar voedsel.
Gedrag
Studies hebben uitgewezen dat wasbeerhonden ieder jaar opnieuw paartjes vormen. In Finland is echter ook monogamie vastgesteld. Wasbeerhonden leven in paren of in kleine familiegroepjes met de jongen van het vorige nest. Ze zijn niet territoriaal. Over het sociale gedrag in het wild is weinig bekend, maar in gevangenschap is gebleken dat de dieren banden met andere wasbeerhonden aangaan, en samen eten, voor de jongen zorgen en vreemdelingen aanvallen. Zowel wilde wasbeerhonden als dieren in gevangenschap leggen latrines aan, waar alle dieren zich ontlasten.
Het zijn voornamelijk nachtdieren, maar er is ook wel activiteit waargenomen tijdens de schemering en overdag. Deze verlengde activiteit heeft waarschijnlijk te maken met het zoeken naar voldoende voedsel.
Predatie
Natuurlijke vijanden zijn wolven, lynxen, veelvraten, marters, steenarenden, zeearenden, oehoes en gedomesticeerde honden.
Voortplanting
Meestal zijn er wel 3 tot 4 mannetjes die het vrouwtjes het hof proberen te maken. Deze mannetjes vechten nauwelijks om het vrouwtje. Een paartje blijft bij elkaar totdat de jongen onafhankelijk van de ouders zijn geworden.
Een staart in een U-vorm bij een mannetje wordt geassocieerd met seksuele opwinding en dominantie. De vrouwtjes worden één keer per jaar, na de winterslaap, vruchtbaar. Deze vruchtbaarheid duurt 3 tot 5 dagen.
Het hol is meestal een verlaten hol van een vos of een ander dier. Ook maken ze een hol onder boomstammen, in dichte bosjes of tussen de rotsen.
De paartijd valt aan het einde van het koudste deel van de winter in februari en maart. De jongen worden na een draagtijd van 59 tot 64 dagen in april en mei geboren. Aan het einde van de draagtijd brengt het mannetje voedsel voor het vrouwtje mee. Er kunnen 2 tot 19 jongen worden geboren, maar meestal zijn het er 5 tot 7. Het grootste aantal jongen wat ooit is waargenomen bedraagt 19.
De jongen worden blind geboren en hebben een zachte, zwarte vacht. Het geboortegewicht varieert van 60 tot 115 gram, afhankelijk van de ondersoort. Na 9 tot 10 dagen gaan de ogen open. De tanden komen na 14 tot 16 dagen door.
Na 25 tot 30 dagen eten ze vast voedsel en na acht weken worden de dieren gespeend. Beide ouders zorgen voor de jongen en brengen eten. Na 4 maanden beginnen de jongen met het leren jagen en al snel kunnen ze zelf voor hun voedsel zorgen. In september verlaten de meeste jongen het ouderlijk woongebied, maar sommigen blijven bij de ouders overwinteren. Na negen tot elf maanden zijn ze geslachtsrijp.
In gevangenschap kan een wasbeerhond maximaal elf jaar oud worden, maar in het wild worden ze meestal maar een jaar of drie, vier.
Bronnen:
- Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Wasbeerhond
- Animal Diversity Web: Heath, T. and J. Platnick 2008. “Ailurus fulgens” (On-line), Animal Diversity Web. Accessed August 27, 2015 at https://animaldiversity.org/accounts/Ailurus_fulgens/
Nyctereutes procyonoides
Naam | Wasbeerhond |
Klasse | Mammalia (Zoogdieren) |
Orde | Carnivora (Roofdieren) |
Familie | Canidae (Hondachtigen) |
Geslacht | Nyctereutes (Wasbeerhonden) |
Soort | Nyctereutes procyonoides |
Kop-romplengte man | 50 – 68 cm |
Kop-romplengte vrouw | 50 – 68 cm |
Staartlengte | 13 – 25 cm |
Gewicht man | 4 – 6 kg (’s winters 6 – 10 kg) |
Gewicht vrouw | 4 – 6 kg (’s winters 6 – 10 kg) |
Paartijd | Januari – maart |
Paringsinterval | Jaarlijks |
Draagtijd | 59 – 64 dagen |
Nest | Dichte vegetatie of een hol |
Geboorte | April – mei |
Geboortegewicht | 60 – 115 gram |
Aantal jongen | 5 – 7 |
Spenen | 40 – 60 dagen |
Geslachtsrijp man | 9 – 11 maanden |
Geslachtsrijp vrouw | 9 – 11 maanden |
Levensduur | 7 jaar in de natuur |
Voeding in de natuur | Insecten, kleine knaagdieren, amfibieën, vogels en eieren. Vist ook in meren, rivieren en beken. |
Voeding in dierentuin | |
Leefgebied | Zuidoosten van Siberië, Korea en Mantsjoerije. Westwaarts tot Mongolië, en zuidwaarts tot Vietnam. |
Groep/solitair | Paren of kleine familiegroepjes |
Fokprogramma | |
CITES | |
IUCN | Niet bedreigd (LC, 1-03-2016) |
Ontdek meer van zoo-dieren.nl
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.