Witpluimoeistiti

Beschrijving van de witpluimoeistiti

Leefgebied

De witpluimoeistiti is een aapje uit de Nieuwe wereld. Oorspronkelijk leefden deze aapjes aan de noordoostkust van Brazilië, maar doordat gevangen exemplaren zijn ontsnapt, hebben ze hun leefgebied uitgebreid naar Zuidoost-Brazilië.

Uiterlijk

Witpluimoeistiti’s zijn kleine aapjes met relatief lange staarten. De mannetjes zijn met een gemiddelde grootte van 188 mm iets groter dan de vrouwtjes die gemiddeld 185 mm groot zijn. De mannetjes wegen gemiddeld 256 gram en de vrouwtjes 236 gram.

De vacht is bruin, grijs en geel gevlekt. Aan de oren zitten witte pluimen en de staart is geringd. Op de gezichtjes hebben ze een bleke huid en ze hebben een witte gloed op hun voorhoofdjes. De jongen zijn bruin met geel. De pluimen op de oren krijgen ze pas wanneer ze ouder worden.

Net als andere leden van het geslacht Callithrix, hebben deze zijdeaapjes aan de meeste vingers klauwachtige nagels. Alleen aan hun grote teen hebben ze platte vingernagels zoals de meeste andere primaten die ook hebben. Verder hebben ze scherpe voortanden en een aan hun dieet aangepaste darm.

Voortbeweging

De motoriek lijkt een beetje op die van een eekhoorn. Ze kunnen verticaal aan een boom hangen, ze kunnen van tak naar tak springen en ze kunnen op vier poten over takken rennen.

Wetenswaardigheden

  • Aan de oren zitten witte pluimen. Deze krijgen ze pas naarmate ze ouder worden.
  • Aan de meeste vingers klauwachtige nagels. Alleen aan hun grote teen hebben ze platte vingernagels zoals de meeste andere primaten die ook hebben.
  • Binnen een groep plant alleen het dominante paartje zich voort.

Voedsel in de natuur

De klauwachtige nagels, de scherpe snijtanden en de gespecialiseerde darm zijn kenmerkend voor het unieke dieet wat voornamelijk bestaat uit planten en insecten. Ze voeden zich o.a. met gom, sappen, latex (een dikke, melkwitte emulsie, het sap van de Braziliaanse rubberboom), hars, kleine hagedissen, vogeleieren, jonge dieren en kikkers.

Gedrag

Witpluimoeistiti’s leven in stabiele familiegroepjes waarvan slechts een paar leden zich mogen voortplanten. De groep kan uit maximaal 15 dieren bestaan, maar meestal ligt dit rond de negen waaronder meestal 1-2 vrouwtjes en één mannetje die zich voortplanten, hun nakomelingen en andere volwassen familieleden zoals hun ouders of broers en zussen. De vrouwtjes in de groep zijn vaak nauw verwant, de mannetjes zijn vaak minder aan elkaar verwant. De mannetjes paren niet met vrouwtjes waaraan ze verwant zijn.

Penseelaapjes verlaten soms hun geboortegroep wanneer ze volwassen zijn, in tegenstelling tot andere soorten primaten die de groep vaak al in de puberteit verlaten. Het is niet echt bekend waarom deze witpluimoeistiti’s hun geboortegroep verlaten. Wanneer een voortplantend mannetje sterft, splitst de groep zich vaak.

Binnen de groep zijn de zich voortplantende dieren dominant. Deze dominantie wordt vaak gedeeld door een mannetje en een vrouwtje dat zich voortplanten, maar bij twee zich voortplantende vrouwtjes is de één vaak dominanter dan de andere. Het minst dominante vrouwtje is vaak de dochter van het meer dominante vrouwtje. Voor de overige leden is de rangorde gebaseerd op leeftijd. Dominantie komt tot uiting in gedrag, houding en geluiden.

Witpluimoeistiti’s maken gebruik van vocale en visuele communicatie.

Voortplanting in de natuur

Oorspronkelijk werd gedacht dat deze aapjes monogaam waren en dat ze hun jongen samen opvoedden. Het blijkt echter dat zowel polyandrie als polygamie voorkomt. De meeste paringen zijn echter monogaam. In groepen met twee geslachtsrijpe vrouwtjes paart het ondergeschikte vrouwtje vaak met mannetjes van andere groepen. Deze ondergeschikte vrouwtjes werpen meestal minder gezonde jongen. Het paren met mannetjes buiten de groep zorgt er vaak wel voor dat ze toekomstige potentiële partners kunnen vinden. Vrouwtjes die succesvol gepaard hebben, maar hun jongen verliezen, verhuizen vaak naar andere groepen waar ze een dominante fokpositie kunnen innemen.

De dominante dieren die zich voortplanten hebben de overige leden van de groep nodig om hun jongen groot te brengen. Ze zullen de voortplanting van de overige leden onderdrukken door hun gedrag. Aangezien de onderdrukte leden van de groep hoogstwaarschijnlijk verwant zijn aan het dominante paartje krijgen ze, omdat ze dezelfde genen hebben, een prikkel om de jongen te verzorgen. Bovendien heeft de aanwezigheid van een verwant mannetje gevolgen voor de ovulatie. Vrouwtjes krijgen geen ovulatie wanneer hun vaders in de buurt zijn, maar juist wel wanneer een onverwant mannetje in de buurt is. Deze onderdrukte vrouwtjes vertonen ook agressief gedrag naar hun moeder, waarschijnlijk om haar te verjagen en om zo haar plaats te kunnen innemen.

Na een draagtijd van 148 dagen baart het vrouwtjes meestal een niet identieke tweeling. Het gemiddelde geboortegewicht van de jongen bedraagt 26.5 gram. Het gewicht van de beide jongen samen kan tot 40% van het gewicht van de moeder bedragen. De mannetjes helpen het vrouwtje met het dragen van de jongen. De vrouwtjes krijgen twee keer per jaar jongen, want 10 dagen na het werpen kunnen ze weer drachtig worden. De periode tussen het werpen bedraagt vijf maanden.

De vrouwtjes staan tijdens de dracht en de lactatieperiode onder stress en hebben de overige leden van de groep nodig om de jongen groot te brengen. De jongen klampen zicht de eerste twee weken vast aan de moeder en laten deze niet vrijwillig los. Na die periode worden ze erg actief, brengen ze minder tijd op de rug van de moeder door en gaan ze hun omgeving verkennen en spelen. De vader zal zich, net als alle andere leden van de groep, gaan bezighouden met het opvoeden van de tweeling.

Na drie maanden zijn de jongen gespeend en na vijf maanden zijn ze volwassen. Dan houden ze zich al meer met de andere leden van de groep bezig dan met de ouders. Er wordt dan al wild gespeeld mede om hun toekomstige status te veroveren. Ze spelen ook met nieuwgeboren tweelingen.

De mannetjes zijn na 382 geslachtsrijp en de vrouwtjes na 477 dagen. Maar ze kunnen pas jongen gaan krijgen wanneer ze deel uitmaken van een dominant paartje. In het wild kunnen witpluimoeistiti’s 10 jaar worden. In gevangenschap kunnen ze 16 jaar worden.

Bedreiging

Witpluimoestiti’s zijn een van de meest bedreigde diersoorten van het geslacht Callitrichid. De volledige vernietiging van hun leefgebied in het noordoosten van Brazilië heeft het voortbestaan van deze soort ernstig bedreigd, maar hun aantal in het zuidoosten van Brazilië lijkt toe te nemen.

IUCN status: Niet bedreigd (LC)
CITES: Appendix II

Bronnen:

Callithrix jacchus

NaamWitpluimoeistiti
KlasseMammalia (Zoogdieren)
OrdePrimates (Primaten)
FamilieCallitrichidae (klauwaapjes)
GeslachtCallithrix
SoortCallithrix jacchus
Grootte man12 – 15 cm (gem. 18.8 cm)
Grootte vrouw12 – 15 cm (gem. 18.5 cm)
Lengte staart29.5 – 35 cm
Gewicht man300 – 600 gr (gem. 256 gr)
Gewicht vrouw300 – 600 gr (gem. 236 gr)
PaartijdHet hele jaar
Paringsinterval2 keer per jaar
Draagtijd148 dagen
Nest
GeboorteHet hele jaar
Geboortegewicht26.5 gr
Aantal jongen2
Spenen5 – 6 maanden
Geslachtsrijp man382 dagen
Geslachtsrijp vrouw477 dagen
Levensduur10 jaar in de natuur
VoedingGom, sappen, latex, hars, kleine hagedissen, vogeleieren, juvenielen en kikkers.
LeefgebiedNoordoostkust van Brazilië
Groep/solitairFamiliegroepjes van 9 dieren
CITESAppendix II (04/02/1977)
EU ListingAnnex B (04/02/2017)
IUCNNiet bedreigd (LC)

Ontdek meer van zoo-dieren.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Scroll naar boven