
License: CC BY 2.0

License: CC BY-SA 3.0 DEED

License: CC BY-SA 2.0 DEED
Beschrijving van de zuidelijke boommiereneter
Leefgebied
De zuidelijke boommiereneter leeft in Zuid-Amerika ten oosten van de Andes. Het verspreidingsgebied strekt zich uit van het zuiden van Colombia en Venezuela via Suriname, Brazilië tot het noorden van Argentinië en Uruguay, waar hij n de jaren negentig werd ontdekt. Hij heeft zich ook gevestigd op het eiland Trinidad voor de noordkust van Zuid-Amerika.
Ze komen voor van zeeniveau tot een hoogte van ongeveer 2000 m. Het hoogste record tot nu toe komt van het Reserva Nacional El Nogalar de Los Toldos in de noordelijke Argentijnse provincie Salta en ligt op 2355 m.
Het totale verspreidingsgebied bedraagt 12,8 miljoen vierkante kilometer, hoewel de omvang van het daadwerkelijk bewoonde gebied onbekend is. Mogelijk heeft er recentelijk een verschuiving plaatsgevonden in de zuidelijke grens van het leefgebied, aangezien er sinds 2009 verschillende zuidelijke boommiereneters zijn gerapporteerd uit de Argentijnse provincie San Luis.
Habitat
Zuidelijke boommiereneters leven in heel verschillende habitats. Ze komt voor in tropische regenwouden, mangrovebossen, Atlantische kustbossen en galerijbossen nabij savannelandschappen. Ook leven ze in de droge bossen van de Gran Chaco en de nattere bossen van de Pantanal, terwijl ze in het Braziliaanse Mato Grosso vooral voorkomen in bossen die bedekt zijn met Attalea-palmen.
Uiterlijk
De zuidelijke boommiereneter is een middelgrote mierenetersoort met een lichaamslengte van 35 tot 65 cm. De staart is 37 tot 67 cm lang en de schouderhoogte bedraagt circa 30 cm, terwijl het gewicht varieert tussen de 3,5 en 7,0 kg. Over het algemeen zijn vrouwtjes iets kleiner dan mannetjes. Gemiddeld is de zuidelijke boommiereneter iets groter dan de noordelijke boommiereneter.
De basiskleur van de vacht, die met een haarlengte van 4 cm vrij kort is, is crèmegeel tot oranjegeel, zowel op de kop, de rug en de poten als op de staart. Op het bovenlichaam zit vaak een donkerder patroon, dat doet denken aan een “vest”.
In tegenstelling tot de noordelijke boommiereneters, die altijd zo’n zwart “vest” dragen op een beige of lichtbruine achtergrond, is dit bij de zuidelijke boommiereneters minder duidelijk of vervaagd. Een dergelijk zwart “vest” is bij de zuidelijke boommiereneters alleen duidelijk ontwikkeld bij de zuidelijkste populaties .
De kleur van de vacht dient als camouflage in bomen, omdat een roofdier het dier niet volledig kan zien vanwege de breking van de kleur. Albino’s komen uiterst zelden voor.
De staart heeft minder borstelig haar dan die van de reuzenmiereneter, hoewel het haar aan de basis van de staart tot 9 cm lang kan worden. De punt van de staart is echter tamelijk kaal en dient als grijporgaan.
De mond, die volledig tandeloos is, herbergt een tot 40 cm lange tong, die bedekt is met kleverig speeksel. De ogen zijn vrij klein en de oren zijn duidelijk rond en zijn met een lengte van ongeveer 5,0 tot 5,4 cm groter dan die van de noordelijke boommiereneters. De punt van de snuit en het ooggebied zijn meestal iets donkerder van kleur dan de rest van de kop.
De ledematen zijn over het algemeen kort maar sterk. Er zitten vier tenen aan de voorvoet met grote sikkelvormige klauwen, waarbij de derde klauw de langste is. Een rudimentaire vijfde teen is klauwloos. Op de achtervoet, die gemiddeld ongeveer 9 cm lang is, bevinden zich vijf iets langwerpige tenen met kortere klauwen, die een aanpassing aan het klimmen in bomen zijn.
Voortbeweging
In dicht beboste gebieden klimmen ze in bomen. Ze gebruiken daarbij de lange, bewegelijke staart als grijporgaan om takken vast te pakken om zich in de bomen voort te kunnen bewegen.
Op de grond zijn ze onhandig en zijn ze niet in staat zich snel voort te bewegen zoals reuzenmiereneters. De lange klauwen van de voorpoten zijn dan naar binnen gedraaid, terwijl het grootste gewicht op de buitenranden van de voeten terecht komt.
Wetenswaardigheden
- Als zuidelijke boommiereneters zich bedreigd voelen laten ze sissende geluiden horen en verspreiden ze een onaangename geur die uit de anaalklier komt.
- In het regenwoud worden zuidelijke boommiereneters overdag omringd door een wolk vliegen en muggen en worden ze vaak waargenomen terwijl ze insecten uit hun ogen wrijven.
- Ze gebruiken hun krachtige voorpoten ter zelfverdediging.
Voedsel in de natuur
Zuidelijke boommiereneters eten voornamelijk insecten die in kolonies leven, zoals mieren en termieten, maar ook bijen en wespen, waarvan ze de nesten openbreken met de scherpe klauwen van de voorpoten. Door de gedeeltelijk boombewonende levensstijl kunnen ze zowel op de grond als in bomen levende kolonies vinden, waarbij hun goede reukvermogen van pas komt.
Vanwege de chemische afweer van insecten is de foerageertijd op één nest vrij kort, tussen de 1 en 5 minuten, zodat een dier elke dag meerdere kolonies moet bezoeken.
Naast de volwassen exemplaren worden ook de larven en eieren van de insecten gegeten. Ze eten ook delen van het nest zoals honing of bijenwas. De samenstelling van het voedsel verschilt echter per individu. Uit twee geanalyseerde maaginhouden bleek enerzijds 69% mieren en 31% termieten, en anderzijds 95% termieten en 5% mieren te zitten.
Ook het voedingspatroon verschilt nogal tussen de dieren, zodat dezelfde voedselbron door twee dieren verschillend kan worden gebruikt. De dagelijkse voedselinname bevat doorgaans 30 tot 65% eiwit en 10 tot 50% vet. Ze eten zelden plantaardig materiaal zoals fruit of zaden, bijvoorbeeld zoete grassen.
Gedrag
Zuidelijke boommiereneters zijn solitaire dieren die voornamelijk ’s nachts, maar af en toe ook overdag actief zijn. Overdag verblijven ze meestal in boomholten, dichte vegetatie of in holen die door andere zoogdieren zijn gegraven, meestal door gordeldieren. Daarnaast worden ze ook relatief vaak aangetroffen in verlaten termieten- en mierennesten, die ze, net als die van de kleinere gordeldieren, soms vergroten, zodat een gemiddeld hol zo’n 19 cm breed en 20 cm hoog is.
Ze brengen een groot deel van de tijd door met foerageren in bomen. Uit een onderzoek in verschillende habitats in Venezuela bleek dat deze miereneters 13 tot 64 procent van hun tijd in bomen doorbrengen.
Ze hebben kleine ogen en kunnen slecht zien. De grote, rechtopstaande oren geven aan dat gehoor een belangrijk zintuig is voor deze dieren.
Ze onderhouden territoria van 1 tot 3½, soms zelfs 4 km² groot, die soms overlappen met die van reuzenmiereneters.
Predatie
Als ze in een boom worden bedreigd, houden ze zich met de achterpoten en staart aan een tak vast, waardoor de armen en lange, gebogen klauwen vrij blijven voor de strijd. Bij bedreiging op de grond gaat ze rechtop staan, steunend op de staart, met de rug tegen een boom of een rots. Met de scherpe klauwen aan de sterke voorpoten halen ze dan meerdere malen uit naar de belagers. Ze kunnen op deze manier lelijke verwondingen toebrengen.
Belangrijke vijanden zijn de harpij en de poema, maar ook honden.
Voortplanting in de natuur
De paartijd valt in de herfst en dat is ook de enige periode waarin de dieren in paartjes samenleven. Buiten de paartijd leven ze solitair. De balts vindt plaats door middel van snuiven, elkaar wederzijds achtervolgen of boksen.
De draagtijd duurt tussen de 130 en 190 dagen, hoewel deze soms slechts 85 dagen kan duren. In de regel wordt één jong geboren welke zes maanden lang wordt gezoogd. Het komt uiterst zelden voor dat er twee jonge dieren worden geboren.
Een jong dier weegt tussen de 100 en 450 gram en heeft meestal de vachtkleur van een volwassene, hoewel de vacht op de rug aanzienlijk langer is.
In eerste instantie draagt de moeder het jonge dier vaak op de rug, waarbij het vooral leert voedsel op te sporen. Als de moeder aan het foerageren is wordt het jong soms op een tak gezet.
Jonge dieren die in gevangenschap zijn grootgebracht, kwamen in de eerste zes maanden tot 13,5 gram per dag aan, daarna ongeveer 6,9 gram tot ze hun eerste levensjaar bereikten.
De langste levensduur van een dierentuindier was negen en een half jaar; de levensverwachting in het wild is onbekend.
Bedreiging
Er wordt soms op zuidelijke boommiereneters gejaagd voor het vlees, maar in sommige delen van het verspreidingsgebied worden ze vanwege de slechte geur als minder eetbaar beschouwd. In sommige gevallen worden de tot poeder vermalen botten beschouwd als een remedie tegen trombose. Individuele dieren worden ook gedood door honden of zijn het slachtoffer van verkeersongelukken. In sommige streken worden zuidelijke boommiereneters ook als huisdier gehouden.
De vernietiging van natuurgebieden door de uitbreiding van menselijke nederzettingen en de aanleg van landbouwgebieden, vooral eucalyptusplantages, hebben een grote negatieve invloed op de totale populatie. Op dezelfde manier heeft natuurlijk vuur een negatief effect op wilde populaties.
Vanwege de brede verspreiding worden zuidelijke boommiereneters door de IUCN vermeld als “niet bedreigd”. Ze leven in tal van natuurreservaten, zoals het Saracá-Taquera National Forest en het Emas National Park, beide in Brazilië.
Bronnen:
- Zuidelijke boommiereneter. (2023, september 16). Wikipedia, de vrije encyclopedie. Opgehaald 16:20, oktober 15, 2023 van https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Zuidelijke_boommiereneter&oldid=65953258
- Gorog, A. 1999. “Tamandua tetradactyla” (On-line), Animal Diversity Web. Accessed October 15, 2023 at https://animaldiversity.org/accounts/Tamandua_tetradactyla/
- Miranda, F., Fallabrino, A., Arteaga, M., Tirira, D.G., Meritt, D.A. & Superina, M. 2014. Tamandua tetradactyla. The IUCN Red List of Threatened Species 2014: e.T21350A47442916. https://dx.doi.org/10.2305/IUCN.UK.2014-1.RLTS.T21350A47442916.en Accessed on 15 October 2023.
- Wikipedia contributors. (2023, February 21). Southern tamandua. In Wikipedia, The Free Encyclopedia. Retrieved 16:25, October 15, 2023, from https://en.wikipedia.org/w/index.php?title=Southern_tamandua&oldid=1140794897
- Seite „Südlicher Tamandua“. In: Wikipedia – Die freie Enzyklopädie. Bearbeitungsstand: 4. Dezember 2022, 12:45 UTC. URL: https://de.wikipedia.org/w/index.php?title=S%C3%BCdlicher_Tamandua&oldid=228555385 (Abgerufen: 15. Oktober 2023, 17:07 UTC)
Tamandua tetradactyla
Naam | Zuidelijke boommiereneter |
Klasse | Mammalia (zoogdieren) |
Orde | Pilosa (Luiaards en miereneters) |
Familie | Myrmecophagidae (Echte miereneters) |
Geslacht | Tamandua (Boommiereneters) |
Soort | Tamandua tetradactyla |
Grootte | 35-65 cm |
Lengte staart | 37-67 cm |
Schouderhoogte | 30 cm |
Gewicht | 3,5-7 kg |
Paartijd | Herfst |
Paringsinterval | Jaarlijks |
Draagtijd | 130-190 dagen |
Geboortegewicht | 100-450 gram |
Aantal jongen | 1 jong, zelden 2 jongen |
Spenen | 6 maanden |
Geslachtsrijp | 1 jaar |
Levensduur | Max. 9½ jaar in gevangenschap |
Voeding | Mieren en termieten, maar ook bijen en wespen |
Leefgebied | Het zuiden van Colombia en Venezuela via Suriname, Brazilië tot het noorden van Argentinië en Uruguay. |
Groep/solitair | Solitair |
Fokprogramma | ESB: Zoo Krefeld, Cornelia Bernhardt |
CITES | – |
IUCN | Niet bedreigd (LC, 5-11-2013) |
Ontdek meer van zoo-dieren.nl
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.